Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Centrale zenuwstelsel produceert gedrag dat

A

Belonend is op gericht op het reduceren van aversieve ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sensorische deprivatie

A

Het wegnemen van sensorische prikkels, hieruit is gebleken dat hersenen stimulatie nodig hebben omdat verveling aversief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Innate realising mechanisms

A

Triggeren specifiek gedrag dat onze overlevingskansen vergroot, voorgeprogrammeerd gedragsrepertoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gedrag wordt bepaald door leren

A

Operante conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Preparedness

A

Het zenuwstelsel is gepredisponeerd om bepaalde associaties wel te maken en andere juist niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chemische zintuigen

A

Reuk en smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reuk (olfaction)

A

geurreceptoren in de olfactorische epitheel reageren op chemische geursignalen. 2 paden:
primaire pad gaat naar de pyriforme cortex en amygdala’s
Secundaire pad gaat richting de orbitofrontale cortex via de thalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Smaak (gustation)

A

Smaakreceptoren zitten verspreid door de mond heen. twee paden voor smaak richting het brein:
Via de thalamus naar S1n en de primaire smaak cortex
Naar de hypothalamus en amygdala (wrs betrokken bij plezier beleven aan eten.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gemotiveerd gedrag

A

Gedrag dat een bepaald doel lijkt te vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Betrokken gebieden gemotiveerd gedrag

A

Hypothalumus + hypofyse
Limbische systeem
Frontaalkwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werking betrokken gebieden gemotiveerd gedrag

A

Hypothalamus en hypofyse systeem werkt onder de invloed van het limbische systeem en de frontaalkwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Regulerend gedrag

A

Noodzakelijk voor overleving, geregeld door interne stimuli, homeostatische mechanismen. Gecontroleerd door hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Niet-regulerend gedrag

A

Niet noodzakelijk voor overleving, beïnvloed door externe stimuli, input via sensorische systemen. Gecontroleerd door de PFC, limbische systeem en hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypofyse

A

Pituitary gland, net achter optisch chiasma, klier die hormonen afgeeft aan de bloedbaan. Staat onder controle van hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hypofyse achterkwab

A

Ontvangt hormonen via axonen van hypothalamus, geeft deze vervolgens af aan bloedbaan via kleine haarvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hypofyse voorkwab

A

Ontvangt releasing hormonen van hypothalamus via kleine haarvaten. Maakt vervolgens zelf hormonen aan en geeft deze af in de bloedbaan. Releasing hormonen knnen afgifte hormonen stimuleren of inhiberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Neurale regulatie

A

Sensorische stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Feedback loops

A

Homeostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neurale plasticiteit

A

Eerdere ervaringen

20
Q

Hypothalamus ratten

A

Afagie (niet meer eten), geen hongergevoel door laesie
Hyperafagie (overeten), continu hongergevoel door laesie.

21
Q

Amygdala

A

Voorkeur voor eten

22
Q

Cognitieve factoren

A

Orbito prefrontale cortex, reactie op etensgeuren, beïnvloed indirect smaakbeleving.

23
Q

Effecten geslachtshormonen

A

Organiserende effecten en activerende effecten

24
Q

Organiserende effecten geslachtshormonen

A

Beïnvloeden ontwikkeling foetale brein

25
Q

Activerende effecten geslachtshormonen

A

Beïnvloeden activiteit in volwassen brein.

26
Q

Seksuele oriëntatie en genderidentiteit is

A

aangeboren en afgerond bij geboorte

27
Q

Approach-avoidance

A

We benaderen plezierige stimuli en ontwijken gevaar of gedrag dat slecht voor ons is

28
Q

Emotioneel gedrag

A

Emotionele toestand komt tot uiting in extern observeerbaar gedrag.

29
Q

James-lange theorie

A

Perceptie > fysiologische reacties > bepaalde emotie ervaren

30
Q

Appraisal theorie

A

Effecten zijn gevolg van een centrale emotionele staat of effecten zijn onderdeel van de emotionele ervaring.

31
Q

Appraisal theorie

A

Effecten zijn gevolg van een centrale emotionele staat of effecten zijn onderdeel van de emotionele ervaring.

32
Q

Drie componenten van emoties

A

Subjectieve gevoelens, fysiologische respons en cognitie

33
Q

Subjectieve gevoelens

A

vb. angst, woede en liefde. Amygdala en prefrontale cortex

34
Q

Fysiologische respons

A

Hypothalamus, autonome lichamelijke reacties

35
Q

Cognitie

A

Evaluatie van stimulus, gedachte aan ervaring. Cerebrale cortex

36
Q

Limbisch circuit

A

Gyrus cinguli
Hippocampus
Amygdala
Corpora mammillaria

37
Q

Organisatie limbisch circuit

A

Hippocampus, amygdala en de PFC verbinden allemaal met de hypothalamus, de corpore mammillarria (in hypothalamus) projecteren die naar de thalamus die vervolgens projecteer naar de gyrus cinguli. Deze laatste projecteert weer terug naar de hippocampus, amygdala en PFC

38
Q

Amygdala

A

Ontvangt input van alle sensorische systemen (multimodaal).
Beoordeelt op emotionele en motivationele betekenis.
Projecteert naar hypothalamus en hersenstam.
Essentiële rol in afstemming van emotioneel gedrag en soort-specifiek gedrag

39
Q

Elektrische stimulatie amygdala:

A

Autonome reacties en angstgevoelens

40
Q

Verwijderen amygdala ratten:

A

Tamheid en verlies van angst, onwillekeurig eetgedrag

41
Q

Frontaalkwab

A

Prefrontale, premotorische en motorische cortex, rationele rem op emotioneel gedrag.
PFC ontvangt input van alle sensorische systemen en heeft verbindingen met de amygdala en hypothalamus. Stimulatie kan autonome reacties induceren

42
Q

Schade PFC

A

Vlak affect, onvermogen tot herkennen emoties, verlies initiatief en motivatie, onvermogen tot concentratie, plannen en organisatie.
Snel afgeleid door sensorische stimulatie
Radicale veranderingen in persoonlijkheid

43
Q

Wanting

A

Via mesolimbisch dopamine systeem

44
Q

Liking

A

Wrs gereguleerd door kleiner netwerk van nuclei in opioïde en endocannabinoïde systemen

45
Q

Nucleus accumbens

A

Belangrijke kern voor zowel motivatiedrang als plezier.