e-Thiek Flashcards

1
Q

Hoe keek Austin naar het recht?

A

Hij wilt de werking van het recht begrijpen zonder een standpunt in te nemen over rechtvaardiging recht. Hij maakt onderscheidt tussen rechtsregels en gewone regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de twee ambities bij Austin zijn theorie

A

eerste ambitie: gaat hem erom beschrijving te geven bestaande recht
tweede ambitie: zonder uitspraken te doen over tekortkomingen recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is superioriteit?

A

De macht om een ander kwaad te doen of leed toe te brengen en daardoor gedrag aanpassen aan onze wensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is volgens Austin het recht?

A

Het recht is een geheel van bevelen van een superieur die gepaard gaat met de mogelijkheid sancties op te leggen bij niet-nakoming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is de superioriteit soeverein?

A
  • Meerendeel van leden samenleving heeft de gewoonte , om aanwijsbare gemeenschappelijke superieur te gehoorzamen
  • Dat aanwijsbare individu heeft niet de gewoonte te gehoorzamen aan een aanwijsbare menselijke superieur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meent Austin dat de soeverein wel of niet de plicht heeft naar zijn onderdanen te luisteren?

A

De soeverein heeft deze plicht niet. Deze plicht zou hem anders een ondergeschikte maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is een wet algemeen?

A

Een wet is pas algemeen als deze gericht is aan een algemene klasse van handelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is gewoonterecht, gewoonterecht?

A

Het wordt spontaan nageleefd door rechtssubjecten en het maakt niet uit dat het is vastgesteld door politieke superieur. Het is daarom positief recht maar bestaan niet uit bevelen.
Het positieve recht dat door de rechter wordt aangenomen een regel van positieve moraal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de twee manieren om gewoonterecht toe te passen

A
  1. Gewoonterecht als positief moraal opvatten: dan zien wij het als gewoonterecht.
  2. Gewoonterecht kan worden aangenomen door de rechter/wetgever: positief moraal wordt dan positief recht. (erkenning door soeverein belangrijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de rechter van de soeverein?

A

dienaar, de soeverein heeft hem stilzwijgend bekleed met de bevoegdheid recht te spreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer verdienen regels de naam ‘recht’ volgens Austin?

A

Regels zijn pas recht volgens Austin als zij worden uitgevaardigd door de soeverein of als recht wordt erkend, toegepast of gehandhaafd door degene die handelen uit de naam van de soeverein en met diens stilzwijgende goedkeuring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 3 voor- en ook nadelen van Austin zijn theorie?

A
  1. Hij maakt eind aan gedachte dat recht langzaam door gewoonte ontstaat.
  2. Rechtsbegrip is niet gevangen in een cirkelredenering.
  3. Wettelijke verplichting vloeit voort uit sancties, dus Austin hoeft geen beroep te doen op de normatieve juistheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat verstaat Eugen Ehrlich onder het recht?

A

Het geheel aan regels waarop mensen zich oriënteren in hun dagelijkse handelingen. Juist bij gewoonterecht te rade gaan om te begrijpen wat recht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zou Austin hebben gereageerd op Ehrlich zijn theorie?

A

Voor Austin zijn de dagelijkse regels helemaal geen recht. Dit zijn slechts normen en waarden waar mensen naar leven. Zolang dit niet bekrachtigd is door de soeverein is het geen recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar heeft Lon Fuller zich intensief mee bezig gehouden?

A

Hij meende net zoals Ehrlich dat het recht wortelt in gewoonterecht. Maar heeft de gewoonte een normatieve kracht? Als iemand zich niet verplicht voelt om zijn gewoonte te doen mist er een normatieve kracht. Er moet gekeken worden naar de bindende kracht van de regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het opino necessitatis beginsel?

A

Volgens dit beginsel ontstaat gewoonterecht uit het gevoel van verplichting om een bepaalde handeling te doen. Mensen geloven dat ze zo behoren te handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer krijgt de gewoonte normatieve lading volgens Fuller?

A

Wanneer er een indruk is gewekt en iemand handelingen daarop heeft afgestemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom onderscheiden institutionele feiten zich van natuurlijke feiten volgens John Searle?

A

Institutionele feiten berusten zich op afspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is volgens Fuller de belangrijkste functie van regels?

A

Dat regels ervoor zorgen dat mensen hun handelingen op elkaar kunnen afstemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is volgens Austin de belangrijkste functie van regels?

A

Het realiseren van de wensen van de soeverein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom gehoorzamen mensen aan regels?

A

Volgens Austin omdat mensen sancties willen ontlopen. Maar men volgt ook regels omdat men zich werkelijk gebonden en verplicht voelt dat te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe kijkt Kelsen naar het recht?

A

Voor Kelsen is het recht voornamelijk een manier om menselijk gedrag te sturen door middel van dwang. Net zoals Austin vindt Kelsen sancties erg belangrijk kenmerk van het recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke twee taken vervult het recht volgens Kelsen?

A
  1. Schrijft voor welk gedrag moet worden getoond
  2. Welke sancties op de overtreding staat, wie en hoe dit moet worden opgelegd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In welke 2 soorten regels verdeeld Hart het?

A

Primaire en secundaire regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe heet het boek van Hart en wat legt hij hierin uit?

A

The Concept of Law en hij legt uit wat de functie is van secundaire regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Primaire regels tekortkomingen en manieren om dit op te lossen?

A
  1. Wanneer twijfel is over wat regels zijn = onzekerheid –> oplossen door invoeren herkenningsregels.
  2. Tweede tekortkoming is het statistische karakter van regels –> oplossen door invoeren veranderingsregels.
  3. inefficiëntie van de verstrooide sociale druk –> oplossen door invoeren berechtingsregels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer krijgt codificatie pas gelding?

A

Als er een regel is dat zegt dat alleen datgene wat gecodificeerd is gezaghebbend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke 4 moeilijkheden zijn het gevolg van generalisering?

A
  1. Mogelijk dat causale verbanden waarop regel is gebaseerd niet bestaan.
  2. Soms leidt verbod niet tot vermindering doel
  3. Deze moeilijkheid gaat over regelopstellers die veronderstellen dat het causale verband niet zou optreden als regel algemeen wordt nageleefd.
  4. De onvoorzienbaarheid van gebeurtenissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de heuristische functie van regels?

A

We stellen algemene regels op omdat algemene criteria het beoordelingsproces vergemakkelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer hebben regels een legitimerende of rechtvaardigde functie?

A

Als regels expliciet worden genoemd in de motivering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de coördinerende functie?

A

Dat er wordt verwacht dat er op een soortgelijke wijze zal worden beoordeeld de volgende keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarmee hield rechtsfilosoof Raz zich bezig?

A

Raz meent dat een regel niet kan worden begrepen als een gewone reden om iets te doen, maar als uitsluitende reden.

33
Q

Wat is het verschil tussen een gewone en uitsluitende reden? (exclusionary reason)

A

Een gewone regel kan aan de kant worden geschoven bij conflicterende regels. Bij een uitsluitende reden gaat dat niet zo makkelijk. beloofd = beloofd

34
Q

Wat zijn de 8 eisen volgens Fuller waaraan een functioneren rechtssysteem moet voldoen?

A
  1. Een wet moet algemene strekking hebben
  2. Burgers moeten kennis kunnen nemen van de wet
  3. Wetgeving mag nooit met terugwerkende kracht
  4. Wet moet begrijpelijk zijn
  5. Recht moet intern consistent zijn
  6. Mogelijk voor burgers om na te lezen
  7. Wet mag niet voortdurend veranderen
  8. Rechtspraak moet plaatsvinden op basis van geldende recht
35
Q

Hoe dacht Michel Foucalt?

A

Algemene regels kunnen ook dienen om mens op efficiëntere manier tot gehoorzaamheid te dwingen. Volgens Foucalt voor gehoorzaamheid niet kijken naar overheidsinstellingen maar naar instellingen zoals weeshuis, kazerne en school. Er is een nieuwe stijl op komst: dressuur en discipline.

36
Q

Wat is een nachtwakersstaat?

A

De overheid had lang uitsluitend de taak om ervoor te zorgen dat burgers elkaar geen schade toebrachten. Na WOII maakte dit plaats voor verzorgingsstaat.

37
Q

Wat zegt Thijmen Koopmans?

A

Hij signaleert dat sturing en doelbereiking belangrijke functies zijn voor wetgeving.

38
Q

Wat is modificatie?

A

Staten hebben de plicht om te sturen en bepaalde doelen te bereiken. Het resultaat van welbewust ingrijpen door de wetgever.

39
Q

Wat is geconditioneerde zelfregulering?

A

Dat de betrokkenen wel zelf regels mogen opstellen maar alleen binnen die kaders die door de overheid zijn aangewezen

40
Q

Waarom zijn zorgplichten algemeen?

A

Omdat ze zijn gericht tot algemene categorieën normadressaten.

41
Q

Hoe noem je rechterlijke uitspraken ook wel volgens Austin?

A

Ook wel op te vatten als indirecte bevelen van de soeverein.

42
Q

Hermeneutische cirkel wat is dat?

A

De interpretatie van de regel hangt af van de kwalificatie van de feiten en de kwalificatie van de feiten hangt af van de interpretatie van de regel

43
Q

Wat betekend de opvatting ‘legal realism’?

A

Het feit dat de rechter keuzevrijheid lijkt te hebben, heeft aanleiding gegeven tot visie dat niet het recht maar de rechter doorslag geeft.

44
Q

Wat is de belangrijkste rechtsbron vanuit de common-law traditie volgens Karl Llewellyn?

A

Precedentvorming door de rechter is de belangrijkste rechtsbron. Rechter kan worden vergeleken met een despoot.

45
Q

Wat moet de rechter doen volgens Llewellyn om beslissingen en zichzelf te controleren?

A

De rechter moet logische laders bouwen omdat publiek de beslissing kan controleren en hij zichzelf ook.

46
Q

Waarom is Hart het niet met Llewellyn’s theorie eens?

A

Volgens Hart is alleen bij grensgevallen sprake van een rechterlijke discretie: vrije oordeelssruimte. Hart meent dat in Llewellyn’s theorie regels geen enkel belang hebben.

47
Q

Wat zijn de herkennings- en berechtingsregel?

A

De herkenningsregel geeft de wetgever de bevoegdheid recht te maken. De berechtingsregel geeft de rechter de bevoegdheid recht te spreken.

48
Q

Hart vind dat de rechter bij grensgevallen wel discretie heeft, wie en waarom is degene het hier niet mee eens?

A

Ronald Dworkin is het hier niet mee eens. Volgens hem wordt in moeilijke gevallen de oordeelsvorming door het recht bepaald. Zie arrest Riggs vs Palmer. Volgens Dworkin moet de rechter bij gebrek aan eenduidige regels niet zijn eigen discretie laten leiden maar juist beginselen.

49
Q

In wie zijn theorie mag de wetgever zich soms schuldig maken aan wetgeving met terugwerkende kracht?

A

In de theorie van Ronald Dworkin.

50
Q

Wat zijn volgens Ronald Dworkin de 2 verschillen tussen regels en beginselen?

A
  1. Regels zijn geldig of niet (alles of niks karakter). Beginselen wijzen in een richting.
  2. Als regels botsen is slechts één van beide geldig, ze kunnen niet tegelijker tijd geldig zijn. Beginselen kunnen ook conflicterend en dienen dan tegen elkaar te worden afgewogen.
51
Q

Hoe heet het als rechters nieuw rechtscheppen?

A

Dan treden zij op als afgevaardigde wetgever.

52
Q

Waarom maakt het niet uit of de rechter democratisch is gekozen of niet?

A

Omdat de rechter de beginselen tegen elkaar moet afwegen.

53
Q

Benoem de 4 verschillende rechtersbeelden

A
  1. Dienende rechter: Austin zegt dit: Rechter spreekt alleen recht op grond van de bevoegdheid die is verleend door de soeverein.
  2. Activistische rechter: Llewellyn en Altman: rechter laat zich leiden door politieke en persoonlijke voorkeuren.
  3. Terughoudende rechter: Hart: Rechter meerendeel dienend, en bij grensgevallen rechter genoodzaakt zich op persoonlijk oordeel te baseren.
  4. Rechter als beschermer van rechten en beginselen: Dworkin
54
Q

Wat beoogt filosoof John Stuart Mill?

A

Dat het recht alleen mag ingrijpen waar individuen elkaar schade toebrengen = schadebeginsel. Positieve verplichtingen hebben geen plaats in gedachtegang Mill. Het recht moet zich juist terughouden opstellen.

55
Q

Wat is het utilisme?

A

Er moet worden gekeken naar de gevolgen die een handeling heeft. En hoe de meerderheid er het meest aan heeft.

56
Q

Waarop is het utilisme gebasseerd?

A

Naar de ‘greatest happiness principle’: het beginsel dat die handeling, wet of instelling moreel is wie het meeste voordeel of geluk teweeg brengt voor het meest aantal mensen.

57
Q

Waarom is Devlin tegen Mill’s schadebeginsel theorie?

A

Devlin is ertegen omdat het te beperkt is. De overheid moet niet alleen optreden tegen schade die individuen elkaar onderling aandoen, maar ook tegen gedachten en handelingen die uiteindelijk de gemeenschappelijke normen en waarden van de samenleving ondergraven. Devlin gaat uit van een collectief schadebeginsel.

58
Q

Op welke 3 veronderstellingen berust het ruime schadebeginsel van Devlin zich?

A
  1. Er is publiek moraal
  2. Zonder deze moraal kan de samenleving niet bestaan
  3. Er bestaat een redelijk standpunt
59
Q

Wat zegt Cesare Beccaria over straffen?

A

Hij zegt dat elke straf fundamenteel onrechtvaardigd zou zijn, zodra zij niet strikt noodzakelijk is om welzijn ongeschonden te bewaren.

60
Q

Welke 3 standpunten neemt Beccaria in tegen wrede straffen?

A
  1. Wrede straffen leiden niet tot preventie; dader zal juist eerder misdaden begaan.
  2. In een wrede samenleving verliezen mensen gevoeligheid
  3. Een wreed systeem is niet lang uitvoerbaar.
61
Q

Wie is Jemery Bentham

A

Bentham werd als grondlegger gezien van utilisme.

62
Q

Wat hebben Bentham en Beccaria gemeen als het gaat om straffen?

A

Beide gaan uit van nut en effectiviteit van straffen.

63
Q

Hoe hanteert Kant het mensenbeeld?

A

Hij maakt onderscheid tussen 2 aspecten van de mens: een natuurlijk en redelijk wezen.

64
Q

Is een straf volgens Kant rechtvaardigt?

A

Ja alleen als de straf verdiend is en als de straf gelijk is aan het gepleegde delict.

65
Q

Wat is retributivisme?

A

Bij Kant wordt er gereageerd op het begane delict

66
Q

Wat is utilistische rechtvaardiging?

A

Rechtvaardiging straf ligt in het beoogde toekomstige beeld.

67
Q

Wat zijn routine zaken?

A

In routine zaken is er per definitie een eenduidige uitkomst en zijn er geen complexe bewijs en interpretatieproblemen. Systeem moet wel kennis van de wet hebben.

68
Q

Wat is machine learning?

A

Machine learning werkt door succesvolle patronen in verschillende taken te herkennen. Machine learning werkt niet goed in omgevingen waar weinig gegevens zijn of gegevens met slechte kwaliteit.

69
Q

Leg de Keeble-zaak uit

A

Een vijverbezitter plaatste een eend lokvogel in zijn vijfer met de bedoeling om de gevangen eenden te verkopen voor de kost.

70
Q

Noem 3 eisen wanneer Austin regel ziet als recht?

A
  1. Bevelen uitgevaardigd door de superieur en gericht aan ondergeschikte
  2. Bevel moet betrekking hebben op algemene klasse van handelingen
  3. Bevel moet zijn uitgevaardigd door de soeverein
71
Q

Noem 3 eisen wanneer de superieur soeverein is?

A
  1. Sprake zijn aanwijsbare en gemeenschappelijke persoon of groep personen
  2. Gewoonte moet bestaan van het meerendeel bevolking
  3. Dat de soeverein zelf niet de gewoonte heeft om een aanwijsbaar superieur te gehoorzamen.
72
Q

Wat is een habit?

A

Een empirisch waarneembare regelmaat (bij roodstoplicht stoppen veel) –> de gewoonte om te gehoorzamen.

73
Q

Wat is een custom?

A

Gewoonterecht, regels die niet officieel zijn uitgevaardigd. (niet van soeverein afkomstig). Zijn ongeschreven maar worden wel nageleefd.

74
Q

Hoe kan een habit (een regelmaat) een custom (regel met normatieve kracht) worden?

A

Een custom ontstaat door wederzijdse verwachtingen en normatieve kracht door wederzijdse afstemming.

75
Q

Wanneer is een bevel algemeen?

A

Een bevel is algemeen indien deze betrekking heeft op algemene klasse van handeling.

76
Q

Wat is doelregulering?

A

Doelregulering zijn regels die doelen voorschrijven.

77
Q

Noem 2 dingen waarom kaderwetgeving met uitbestede regelgeving lastig voldoet aan Fuller zijn 8 eisen?

A
  1. Een eis is dat recht consistent moet zijn: als verschillende groepen en instellingen die regels maken bestaat er een groot risico voor inconsistenties.
  2. Wet mag niet voortdurend veranderen: lagere regelgeving wordt juist wel continu aangepast aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen.
78
Q

Benoem 2 voor- en 2 nadelen aan doelregulering.

A

Voordelen:
1. Je maakt gebruik van lokale kennis
2. Je geeft normadressaten keuzevrijheid

Nadelen:
1. Regels moeten continu worden aangepast
2. Bestaat overregulering op bepaald niveau