taalverwerving Flashcards

1
Q

4 fasen taalverwerving

A
  • prelinguale fase
  • vroeglinguale fase
  • differentiatiefase
  • voltooiingsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe oud zijn kinderen tijdens de prelinguale fase?

A

0 - 1 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in hoeveel fasen is de prelinguale fase opgedeeld?

A

4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fase 1 prelinguale fase

A

huilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vanaf wanneer begint fase 2 van de prelinguale fase

A

vanaf ongeveer 6 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem tijdens fase 2 van de prelinguale fase?

A

vocaliseren -> eu, e, u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe oud is het kind bij fase 3 van de prelinguale fase?

A

4 - 8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem tijdens fase 3 van de prelinguale fase?

A

vocaal spel -> re, ere, egge, euwhee
-> hiervoor zijn geen wettigmatigheden, zijn overal ter wereld hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe oud is een kind tijdens fase 4 van de prelinguale fase?

A

+ 8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem tijden fase 4 van de prelinguale fase?

A

brabbelen -> ba, ba, ba / ma, ma, ma / da, da, da
-> reduplicatie, verdubbeling, imitatie, interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe oud is een kind in fase 1 van de vroeglinguale fase?

A

1 - 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem in fase 1 van de vroeglinguale fase?

A

holofrasen = eenwoordzinnen
-> mama, papa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe klinken de woordjes in fase 1 van de vroeglinguale fase?

A
  • vocaal + consonant of consonant + vocaal
    -> pee = peer, deu = deur, oen = zoen
  • geen opeenvolging van verschillende medeklinkers: toel, bood, mek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe lossen kinderen de moeilijkheid van opeenvolging van verschillende medeklinkers op?

A

door een svarabhaktivocaal = een doffe e in de voegen en de moeilijke medeklinker achteraan te plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorbeelden svarabhaktivocaal

A
  • fimmel = film
  • seluffer = slurf
  • zaffel = zalf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat proberen kinderen nog te vermijden tijdens fase 1 van de vroeglinguale fase

A

de moeilijke fonemen als r, l en s

17
Q

hoe noem je het weglaten van klanken?

A

deletie

18
Q

voorbeelden weglaten moeilijke klanken

A

paad = paard, ka = kaas, pijke = spijker

19
Q

hoe oud is een kind tijdens fase twee van de vroeglinguale fase?

A

2 - 2,5 jaar

20
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem tijdens de tweede fase van de vroeglingualefase?

A
  • tweewoordzinnen
  • overextensie
  • overrestrictie
21
Q

voorbeelden tweewoordzinnen

A

nog lezen, dat vogel, oma huilen

22
Q

overestensie

A

grotere betekenis geven
-> koe zeggen tegen meerdere dieren

23
Q

overrestrictie

A

kleinere betekenis geven
-> denken dat mama de naam is van je moeder

24
Q

onomatopie

A

klanknabootsing

25
Q

hoe oud is een kind in de differentiatiefase

A

2,5 - 5 jaar

26
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem in de differentiatiefase?

A
  • gigantische uitbreiding van woordenschat
  • eerste tekenen van inzicht in de morfologie
  • zelf verklaringen zoeken voor woorden
  • op logische wijze eigen woordenschat
  • juiste persoonlijke voornaamwoorden
27
Q

tot wat leid hun inzicht in de morfologie?

A

overgeneralisatie binnen meervoudsvorming, verkleinwoorden en werkwoordsvervoeging

28
Q

fouten op meervoudsvorming

A

1 varken, 2 varken

29
Q

fouten op verkleinwoorden

A

sneeuwwit

30
Q

fouten op werkwoordsvervoeging

A

breekte, valde, loopte

31
Q

wat zou een kind als verklaring kunnen aanzien voor pollepel?

A

je houd het met je pollekes vast

32
Q

voorbeeld kind maakt eigen woordenschat

A

pittenhok = klokhuis
moppen = een mop uithalen

33
Q

welke zaken blijven moeilijk tijdens de differentiatiefase?

A

synoniemen, homoniemen en beeldspraak

34
Q

hoe oud zijn kinderen tijdens de voltooiingsfase?

A

5 +

35
Q

hoe gebruikt een kind zijn stem tijdens de voltooiingsfase?

A
  • kinderen beginnen volwassenen te verbeteren
  • er ontstaat een soort kindertaalcultuur met oa alftelrijmpjes