H1 apostrof Flashcards

1
Q

wanneer gebruik je een apostrof

A

bij woorden die in het meervoud eindigen op:
i,a,e,u,o,y

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbeelden woorden met in meervoud apostrof

A

ski’s, pizza’s, accu’s, oma’s, baby’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gebruik je bij eigennaam/achternaam die een bezit aantoont met een s klank een apostrof

A

JA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorbeelden eigenamen/achternaam die een bezit aantoont

A

Beatrix’ hoed, Frits’ fiets, Andrea’s hoed, Kris’ cadeau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gebruik je bij afkorting des/het een apostrof

A

JA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorbeelden afkorting des/het

A

’s morgens, ‘t kofschip, ‘s-Gravenhage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gebruik je bij een verkleinwoordje van een afkorting of van een woord dat eindigt op y een apostrof

A

JA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeelden verkleinwoord of afkorting woord die eindigt op y

A

sms’je, A4’tje, baby’tje, vwo’er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly