Hoofdstuk 6: lever Flashcards

1
Q

PCB’s toxischer dan dioxines?

A

JUIST = meest toxische door positie
chlooratomen, planaire structuur: kan draaien => kan beter regeren
met receptor: Ah (arylhydrocarbon)receptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Volle melk bevat meer PCB’s en dioxinen dan magere melk:

A

JUIST: grotere affiniteit voor vetrijke media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PCB’s en dioxinen hebben voornamelijk een acuut toxisch effect:

A

FOUT: chronische toxiciteit (accumulatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belangrijkste bron dioxinen in het milieu is de bevolking

A

JUIST: vroeger vooral industrie, nu huishoudens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

samenvatting pcb’s en dioxinen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symptomen polygechloreerde bifenylen (PCB)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

‘chicken oedema disease’

A

Gecontamineerde vetten in kippenvoeder (“toxic fat” 1950-1970)
* => ‘chicken oedema disease’
* = Kippen met duidelijk met vocht gevulde celoomholte

pcb/dioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

symptomen dioxiden

A

Ah (arylhydrocarbon)receptor
1. in het cytoplasma binding van het TCDD aan Ah receptor
2. dringt binnen in de celkern
3. bindt op DNA en verstoort de transcriptie (mRNA) meer
bepaald voor de aanmaak van enzymes
=> DNA schade: vorming tumoren

Doel Receptor: mechanisme met belang in ontgiftigen van toxines en geneesmiddelen. Is dus een detoxificatie
mechanisme: activatie van enzymes zoals CYP’s. Affiniteit receptor afhankelijk van soort dioxine/PCB:
chlooratomen spelen belangrijke rol. Dioxines/PCB’s hebben een verschillende potentie interactie.
Minder toxische PCB’s werken minder hard in op de receptor, met minder DNA schade/ symptomen als gevolg.

Gevolgen
* Vermindering van de detoxificatie van carcinogenen en toxinen
* Vorming van toxische en kankerverwekkende epoxiden
* Beïnvloeding van de synthese en afbraak van hormonen zoals thyroidhormoon, oestrogenen,
androgenen, glucocorticoiden => beïnvloeding groeiproces jonge dieren
* Interactie met de groeifactoren => veranderingen in celproliferatie en celdifferentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Wat is juist?
    A. Hoe lager de chloreringsgraad bij PCB, hoe groter de kans op chronische problemen.
    B. De co-axiale vorm wordt ook wel dioxine-like PCB genoemd
    C. De TEQ heeft als vergelijkingspunt een dioxine
A

a –> juist hoe hoger gechloreerd => stabieler (minder afbraak) => meer kans chronische accumulatie
b –> Dioxine-like PCB’s = planaire

c = goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A

TANACETUM VULGARE - BOERENWORMKRUID

Oxidatief proces (= oxidatie-reactie (voor stof te elimineren)) door mixed function oxydase
→ pyrrol metabolieten ontstaan, welke zeer reactief/toxissch zijn (bio-activatie fase I)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A

CREPIS CAPILLARIS – KLEIN STREEPZAAD

Oxidatief proces (= oxidatie-reactie (voor stof te elimineren)) door mixed function oxydase
→ pyrrol metabolieten ontstaan, welke zeer reactief/toxissch zijn (bio-activatie fase I)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Belangrijkste mycotoxinen: the big six

A
  • Fusarium: Fumonisines, Zearalenone, DON, T2 toxine
  • Aspergillus: Aflatoxine, Ochratoxine
  • Penicillium: Ochratoxine

> 300 mycotoxinen gekend: zeer diverse chemische structuren
* Chemische structuur : activiteitsrelatie
o Driering + O-atoom = zeer reactief = epoxide
▪ DON: reactief voor darm
▪ T2-toxine: reactief voor huid
o Dubbele bindingen, aminogroepen, benzeenring …
▪ Ochratoxine: nefrotoxisch (aminogroepen)
▪ Zearalenone: vruchtbaarheidstoornissen (oestradiol-like)
▪ Fumonisine: lage BB
* Chemische structuur + toxiciteit blijven bewaard bij bewaring en verwerking van voeding of voeder
* Elke schimmelsoort kan verschillende mycotoxinen produceren
* Voedercontaminatie: 1 mycotoxine «&laquo_space;combinatie van verschillende mycotoxinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voederadditieven mycotoxine

A

= Belangrijker voor ons. Voederadditief ontgiftigers.
1. Mycotoxine binders: in M-D kanaal complex vormen tussen toxine en additief: wordt uitgescheiden, niet
resorbeerbaar. Zijn a. klei-mineralen (lagen) of b. Gist producten. Nadeel Mycotoxine binders: niet specifiek =>
ook binden op vitaminen of mineralen!, zullen ook niet alle toxines binden.
2. Mycotoxin modifiers: Vallen chemische structuur aan en knipt deze open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voornaamste klinische verschijnselen mycotoxines

A

Lage gehaltes mycotoxines
* Nadelig effect op de bouw en functie van de darm:
o Vertering en opname van voedingsstoffen
o Opname van geneesmiddelen
o Gevoeligheid voor infectieuze ziekten / andere toxische stoffen
* Beïnvloeden het immuunsysteem van het dier
* Zijn predisponerende factoren voor verschillende infectieziektes
bv. Clostridium perfringens bij vleeskippen, Salmonella bij varkens, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Waarom zijn maximale gehalten DON en zearalenone in wetgeving lager voor varkens dan voor pluimvee?
A

DON  * Biotransformatie: de-epoxidatie o Varken: Resorbeert meest en detoxificeert minst = gevoeligste dier * Fase II: glucuronidatie vs sulfaat conjugatie o (verschil varken vs pluimvee) o Pluimvee: sulfaat conjugatie

Biotransformatie: zearalenone (ZEN) reductie tot ,-zearalenol (ZOL) (bio-activatie) Toxiciteit thv metabolisatie! * Hydroxylgroep opkoppelen o => Varkens eerder alfa, pluimvee eerder beta o Alfa heeft betere affiniteit voor receptor: hogere toxiciteit ▪ = bio-activatie ▪ Varkens meest gevoelige diersoort!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Wat is niet correct met betrekking tot de preventie van mycotoxines:
    a. Graangewassen worden best bewaard bij een vochtigheid onder 14%
    b. Bentoniet mycotoxine binders kunnen een niet-resorbeerbaar complex vormen met aflatoxine B1
    c. Epoxidase mycotoxine modifyers kunnen van aflatoxine B1 een minder toxische metaboliet maken
A

c

17
Q
  1. Welke stelling over mycotoxines is waar?
    a. Varkens zijn gevoeliger aan DON dan kalkoenen
    b. Raaigraskramp bij het paard wordt veroorzaakt door fumonesine B1
    c. Equine leukoencephalopathie wordt veroorzaakt door zearalenone
A

a –> juist, kalkoenen voor alfatoxines
b –> onjuist, door tremorgene mycotoxinen, lolitrem B
c –> onjuist door fumonisiden , zearalone met oestrogeenverhaal