Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Wat is de scheiding der machten? Wat?

A

Verdeling van het staatsgezag over verschillende instellingen. Rechterlijke, wetgevende en uitvoerende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de scheiding der machten? Wie oefent in België die machten uit?

A

Rechterlijke: rechtbank en hoven van beroep (spreken van recht)
Wetgevende: parlement en koning (vaardigen van algemene regels)
Uitvoerende: koning en zijn regering (algemene regels in praktijk uitvoeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de scheiding der machten? Wat is het belang hiervan?

A

Machtsmisbruik tegengaan. Alle machten gaan elkaar gaan controleren en beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is België gestructureerd? België:

A

4 Taalgebieden (Vlaams, Waals, Duits en tweetalig-Brussel)
3 gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitse)
3 gewesten (Vlaams, Waals, Brussel hoofdstedelijk)
10 provincies
589 gemeenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is België gestructureerd? Met welke beleidsniveaus:

A

Europa: Gemeenschappelijke markt, economische en monetaire unie (EMU), gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, samenwerking inzake justitie en binnenlandse zaken

Federaal: Institutionele, economische, financiële en sociale eenheid; openbare veiligheid

Gemeenschappen: Cultuur taalgebruik, persoonsgebonden aangelegenheden (bv onderwijs, welzijn, jeugdbeleid)

Gewesten: Territorium gebonden aangelegenheden (bv ruimtelijke ordening, landbouw, milieu)

Provinciaal: Provinciaal belang (bv bevordering toerisme, beheer provinciale bossen)

Gemeentelijk: Gemeentelijk belang (bv onderhandhaving, gemeentelijke financiën)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly