HOORCOLLEGE 3 Flashcards
HR Multinvestments
artikel 3;70 BW
Hier geldt dus een uitzondering op de hoofdregel van art. 150 Rv bewijslast BIJ 3:70 BW over volmacht.
bewijslast = bij de partij die in het bijzonder kan bewijzen of de volmacht verlener bestond; de schijngevolmachtigde zelf (Vlielander)
Hoofdregel bewijsrecht
150 rv: De partij die zich beroept op een bepaald rechtsgevolg beroept zal de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden moeten stellen en , bij voldoende betwisting door de andere partij, moeten bewijzen.
Artikelen bewijsrecht (en toepassing verzoekschrift?)
Geregeld in art. 149-207 Rv
Zijn geschreven voor de gewone dagvaarding maar van overeenkomstige toepassing op de verzoekschriftprocedure (art. 284 Rv)
Feiten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende betwist, staan zonder bewijslevering tussen partijen vast
– art. 149 lid 1
(art. 152 lid 1 Rv)
Vrij stelsel bewijsmiddelen
doelen bewijslast
Omstreden feiten vaststellen
Ten behoeve van beslissing
Alleen voorzover relevant voor beslissing/vordering
Binnen grenzen rechtsstrijd (omvang geschil) : partijautonomie
stelplicht
Degene die het feit nodig heeft voor datgene wat hij wil bereiken (rechtsgevolg), ‘moet’ dat feit stellen
→ ‘Stelplicht’, vgl. art. 111 lid 2 sub d en lid 3 Rv
Partij autonomie
149 Rv
Rechterlijk vermoeden
*Voorshands oordeel dat feit ‘waar’ is
*Op basis concrete materiaal: rechterlijk vermoeden, of
*Krachtens wettelijke regel (bv. dwingend bewijs)
*MAAR tegenbewijs blijft mogelijk (art. 151 lid 2 Rv)
Dwingend bewijs
(art. 151 lid 2 Rv): betekent slechts dat rechter verplicht is voorhands te oordelen dat feit bewezen is (wettelijk vermoeden).
Voorbeeld: onderhandse akte levert tussen partijen dwingend bewijs op “van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen” (art. 157 lid 2 Rv)
Maar tegenbewijs blijft mogelijk (art. 151 lid 2 Rv)
Tegenbewijs
Tegenbewijs staat vrij (art. 151 lid 2 Rv), minder zware eisen aan bewijsaanbod
Twijfel zaaien, dus niet nodig het tegendeel te bewijzen!
HR Lundiform/Mexx
Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de
taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, blijft de Haviltex-maatstaf leidend. De vrijheid
van de feitenrechter om op basis van de bewoordingen van de overeenkomst te komen tot een
voorshands gegeven oordeel aangaande de uitleg daarvan, laat onverlet dat de partij die een andere
uitleg verdedigt en dienaangaande voldoende stelt, tot (tegen)bewijs moet worden toegelaten.
HR Bruscom
Als de wederpartij naar oordeel van de rechter in haar tegenbewijs is geslaagd en de
andere partij heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op contra-enquête vervalt het recht van deze
partij om getuigenbewijs te leveren, ook al is een bewijsaanbod gedaan.
opmerking = als de nadere bewijslevering betrekking heeft op nieuw bewijsmateriaal of nieuwe feiten kan er aanleiding bestaan voor een ander oordeel. Bovendien
geldt de rechtsregel alleen binnen dezelfde rechterlijke instantie
HR Kroymans/Verploegen
precontractuele fase
Rechtsvraag: Op wie rust de bewijslast van het al dan niet bestaan van een ontbindende
voorwaarde?
Overweging: In dit geval geldt art. 150 Rv. Het is dan ook aan degene die stelt om dit ook te bewijzen.
In dit geval is dat Kroymans, hij dient te bewijzen dat de ontbindende voorwaarde op tijd en duidelijk
bedongen is.
Rechtsregel: Art. 150 Rv heeft hier gelding, het is aan degene die stelt om te bewijzen
HR Smeets/Gemeente Heerlen
De omkeringsregel mag alleen worden toegepast indien het gaat om schending van verkeers en veiligheidsnormen. Er worden ook hier geen zware eisen gesteld aan het tegenbewijs. De causaliteit is dan voorshands bewezen.
Criteria voor omkeringsregel:
1. Gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van de schade
2. Er wordt een beroep gedaan op de schending van deze norm
3. Degene die zich op de schending van deze norm beroept, maakt aannemelijk dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt
4. Bij betwisting van schending van deze norm maakt degene dit alsnog aannemelijk
5. Is er tegenbewijs die omkering van de bewijslast tegenhoudt?