Guest Lecture by Dr. Jonathan McDowell

Question 1

Noem 3 (van de 6) manieren waarop de röntgenastronomie analyse verschilt van de optische astronomie.

Answer 1

1) x-ray bronnen zijn zwak met als gevolg zijn er veel minder fotonen beschikbaar voor statistiek ==> geen large number approximation voor een gaussische error, wel poisson verdeling (# voorvallen in een tijdsinterval)

2) point-spread function is niet homogeen over de telescoop. ==> waziger naarmate je meer naar de buitenkant gaat. Moet rekening mee gehouden worden in kalibratie.

3) 4D dataset per foton: (x,y)-positie, energie en tijd van aankomst. Tijd van aankomst is handig om te achterhalen waar foton vandaan kwam aangezien de Chandra telescoop ronddraait.

4) De energieverschillen zijn heel groot. Röntgenstralentelescopen gaan een heel breed spectrum van golflengten bepalen dus calibratie van telescopen is ook afhankelijk van de energie van de foton. Hogere energie fotonen moeten op een andere manier worden gekalibreerd dan lagere energie fotonen van dezelfde telescoop en hetzelfde beeld.

Question 2

Bespreek welk soort objecten gemakkelijker in röntgenstraling kunnen worden waargenomen.

Answer 2

1)Heel heet gas: verwarmd door schokgolf van supernova explosie + geïonseerd gas in stervormingsgebied (verwarmd door hete jonge sterren)

2) synchrotronstraling: geladen deeltjes die aan lichtsnelheid in magneetvelden bewegen:
restanten van supernova explosie (crabnebula),
jets van neutronensterren

3) materie die in gravitationale put vallen: quasars/AGN, x-ray binary stars ==> materie wordt in de donon-ster opgezogen door een neutronster of black hole: gravitatie ==> druk + warm + hoog-energetisch straling uitgezonden

Question 3

Noem 3 soorten astronomische objecten die röntgenstraling uitzenden.

Answer 3

1) Crabnevel ( overblijfsel van supernova = nevel)
2) Andromeda (galaxy)
3) 1987a (supernova)
4) M81 (galaxy)