Week 12 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 functies van de botten?

A
  • Mechanisch: stevigheid, aanhechting van spieren en beweging.
  • Metabool: Ca en Pi homeostase en glucose homeostase/spermatogenese.
  • Synthese vorming bloedcellen en cellen van afweersysteem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de samenstelling van het bot?

A
  • Botmatrix
  • Bloedvaten
  • Cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de matrix van het bot?

A

Collageen type 1 en niet-collagene eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van een osteoclast en wat is zijn oorsprong?

A
  • Functie: Botafbraak
  • Oorsprong: Hematopoëtische stamcel→macrofaag/monocyt zijn voorlopers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van een osteoblast en wat is zijn oorsprong?

A
  • Functie: Botvorming
  • Oorsprong: Mesenchymale stamcel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de vorm van osteoblasten in actieve- en inactieve vrom?

A
  • Actief: Kubisch
  • Inactief: Lining
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van een osteocyt en wat is zijn oorsprong?

A
  • Functie: Mechanosensing
  • Oorsprong: Osteoblast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe vindt de koppeling tussen botaanmaak (osteoblast) en botafbraak (osteoclast) plaats?

A

Bij activatie van RANK (receptor op osteoclast)→ botafbraak.
Osteoblasten produceren: RANKL en OPG.
RANKL activeert RANK.
OPG vangt RANKL weg zodat RANKL RANK niet kan activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doen osteocyten m.b.t. de koppeling tussen botaanmaak (osteoblast) en botafbraak (osteoclast)?

A

Ze produceren RANKL en sclerostine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van sclerostine?

A

Remming osteoblasten.
- Sclerostine afgifte wordt geremd door mechanische belasting.
- Te veel belasting geeft minder remming van osteoblasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is er aan de hand bij het Van Buchem syndroom?

A

Verlaagde sclerostine expressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noem je het sponsachtige- en dichte bot?

A
  • Spons: Trabeculaire bot
  • Dicht: Corticale bot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 manieren van botvorming zijn er?

A
  • Intramembraneus: vanuit periost.
  • Enchondrale verbening: vanuit kraakbeen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste hormonen bij de calciumhuishouding?

A

PTH, Vit. D en calcitonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de effecten van PTH?

A
  • Ca en P uit skelet.
  • Verhoging Ca-drempel en verlaging P drempel.
  • Stimulatie 1ɑ-hydroxylase (enzym dat Vit. D inactief→ actief).
  • Stimulatie RANKL en remming OPG.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Via wat wordt eigen afbraak van Vit. D gedaan?

A

Het enzym 24-hydroxylase (nier).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste hormonen bij de fosfaathuishouding?

A

PTH, Vit. D en FGF23

18
Q

Wat is de functie van actief vit. D?

A
  • Stimulatie absorptie Ca en PO4 in de darm.
  • Productie FGF23.
19
Q

Wat is de functie van FGF23?

A
  • Remming PO4 reabsorptie in de nier.
  • Remming ɑ-hydroxylase.
    → Hierdoor verlaging PO4 concetratie in bloed.
20
Q

Waar zorgt klotho voor?

A

De werking van FGF23.

21
Q

Wat zijn de oorzaken van een verminderde botdichtheid?

A
  • Osteoporose
  • Osteomalacie (onvoldoende inbouw van Ca)
  • Metastases
  • Multiple myeloom (M. Kahler)
  • Hyperparathyreoïdie
22
Q

Wat is osteopenie?

A

Voorloper van osteoporose.

23
Q

Wat zijn de meest osteoporotische fracturen?

A
  • Wervel
  • Heup
  • Pols
24
Q

Wat is de invloed van oestrogeen m.b.t. osteoporose?

A

Verminderde oestrogeenspiegels zorgen voor meer RANKL.

25
Q

Wat zijn de leefstijl maatregelen voor oesteoporose?

A
  • Ca en vit. D inname
  • Lichaamsbeweging
  • Geen overmatig alcohol
  • Nier roken
  • Voorkomen te veel afvallen
  • Verminderen valimpact
  • Valpreventie
26
Q

Wat is de functie van bifosfonaten?

A

Remming osteoclasten

27
Q

Wat zijn de belangrijkste bifosfonaten?

A

Alendronaat en risedronaat

28
Q

Hoe heet de bifosfonaat die via een infuus gegeven wordt?

A

Zoledronaat

29
Q

Wat is denosumab?

A

Antilichaam tegen RANKL.

30
Q

Wat is een marker voor botafbraak?

A

Serum CTx.

31
Q

Wat is een marker voor botaanmaak?

A

BSAP

32
Q

Wat is de functie van teriparatide (PTH 1-34) en preoctact (1-84)?

A

Nagemaakt PTH→ stimulatie botaanmaak.

33
Q

Wat is de functie van strontiumranelaat?

A
  • Lichte remming botafbraak.
  • Lichte toename botaanmaak.
34
Q

Wat is romosozumab?

A

Antilichaam tegen sclerostine.

35
Q

Via welke beeldvorming zijn nierstenen goed te zien?

A
  • CT-scan
  • Röntgenfoto bij calciumoxalaat en calciumfofaat stenen.
36
Q

Wat voor een soort pijn geven nierstenen, ureterstenen en blaasstenen?

A
  • Nier: flankpijn
  • Ureter: koliekpijn
  • Blaas: strangurie (pijnlijke aandrang bij het plassen)
37
Q

Wat zijn de 3 mechanismen van niersteenvorming?

A
  1. Hoge oververzadiging beginnend met hoge bloedwaarden.
  2. Lichte oververzadiging met normale bloedwaarden.
  3. Oververzadiging ontstaat buiten de nier.

Oververzadiging= hoge concentratie stoffen

38
Q

Welke typen stenen zijn er?

A
  • Urinezuurstenen: bij laag pH niet goed oplosbaar.
  • Struvietstenen: bij hoog pH niet goed oplosbaar.
  • Calciumstenen: bij oververzadiging en bij hoog pH slechter oplosbaar.
39
Q

Wat is de acute behandeling van nierstenen?

A

Drain+ vocht geven+ antibiotica

40
Q

Wat houdt medical expulsive therapy in?

A

Nieks doen aan de niersteen, behalve NSAID en alpha-blokkers geven.