Ordening Flashcards

1
Q

Wie is Michael Ruggiero?

A

Een bioloog die de leiding had over een groep biologen die verschillende organismen hebben ingedeeld in groepen in 2015

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee hoofdgroepen organismen zijn er?

A

Prokaryoten en Eukaryoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke rijken bestaan prokaryoten?

A

Bacteriën en Archaea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke rijken bestaan Eukaryoten?

A

Chromista, Protozoa, schimmels, planten en dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welk rijk delen de biologen mensen in?

A

Bij het rijk van de dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het celkenmerk van Prokaryoten?

A

Bacteriën en Archaea zijn eencellig en hebben geen celkern, wel een celwand en celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het celkenmerk van Eukaryoten?

A

Ze zijn een- of meercellig en hebben een celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het celkenmerk van het plantenrijk?

A

Één- of meercellig, hebben een celwand, celmembraan, celkern en bladgroenkorrels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het celkenmerk van het dierenrijk?

A

Meercellig, met celkern en celmembraan, maar geen celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke steeds kleinere groepen wordt een rijk verder ingedeeld?

A

Rijken-Stammen-Klassen-Orden-Families-Geslachten-Soorten (pag. 175 boek 1A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke hoofdgroep bestaan alle organismen uit 1 cel?

A

Prokaryoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke drie rijken bestaan alle organismen uit 1 cel?

A

Bacteriën, Archaea, Protozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we de kleinste groep organismen die overblijft bij ordenen?

A

Een soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de DNA - sequentie?

A

De volgorde van de basen in het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke basen komen voor in het DNA?

A

Het DNA is opgebouwd uit de basen A, C, T en G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een kenmerk?

A

Een eigenschap waaraan je een organisme kunt onderscheiden van andere organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort?

A

Als ze zich onderling kunnen voortplanten en de nakomelingen vruchtbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kan een soort uit verschillende rassen bestaan?

A

Ja, bijv. Honden van verschillende rassen die zich samen voortplanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kunnen rassen in uiterlijk verschillen?

A

Ja denk aan een poedel of labrador

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is evolutie?

A

Door variatie en selectie kunnen nieuwe soorten ontstaan. Deze soorten ontstaan uit een gemeenschappelijke voorouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Zijn soorten met een gemeenschappelijke voorouder verwant?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Goed of fout ?:
Hoe langer geleden de gemeenschappelijke voorouder leefde, hoe minder verwant de soorten zijn

A

Goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Goed of fout?:
Hoe meer verwant soorten zijn, hoe meer hun DNA overeenkomsten vertoont.

A

Goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is DNA sequencin?

A

Het bepalen van de DNA sequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Is het indelen van organismen af?

A

Nee nog niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is variatie?

A

Het verschil tussen organismen die verder gelijk zijn (bijv. donkere en lichte slakken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is selectie?

A

Selectie is de vermindering in succes van voortplanting binnen een soort op basis van de geschiktheid van het organisme voor een bepaalde omgeving, ( bijv. Op een donkere grond vallen donkere slakken minder op dan lichte slakken, ze worden dus minder opgegeten, ze krijgen nakomelingen die ook donker zijn, er komen dus langzaam minder lichte slakken en meer donkere)

28
Q

Waar geeft DNA informatie over?

A

Over de afstamming van organismen

29
Q

Op grond van welke kenmerken kun je dieren indelen?

A

Op grond van skelet en symmetrie

30
Q

Wat betekent symmetrisch?

A

Dat je het in twee gelijke helften kunt verdelen

31
Q

Wat is tweezijdig symmetrisch?

A

Je kunt iets op 1 manier. In twee gelijke helften verdelen ( weekdieren, geleedpotigen en gewervelden)

32
Q

Wat is veelzijdig symmetrisch?

A

Je kunt iets op meerdere manieren in twee gelijke helften verdelen ( neteldieren, stekelhuidigen)

33
Q

Wat is niet-symmetrisch?

A

Je kunt iets op geen enkele manier in twee gelijke helften verdelen (sponsdieren)

34
Q

Welke soorten skelet heb je?

A

Inwendig ( gewervelden) en uitwendig skelet (geleedpotigen)

35
Q

Wat zijn de 6 stammen van het dierenrijk?

A

Sponsdieren, neteldieren, weekdieren, geleedpotigen, stekelhuidigen en gewervelden

36
Q

Noem voorbeelden van geleedpotigen

A

Duizendpoot, krab, spin, vlieg

37
Q

Noem voorbeelden van neteldieren

A

Kompaskwal, zeeanemoon

38
Q

Noem voorbeelden van sponsdieren

A

Gele buisspons, purperen buisspons

39
Q

Noem voorbeelden van weekdieren

A

Inktvis, mossel, slak

40
Q

Noem voorbeelden van stekelhuidigen

A

Zee-egel, zeekomkommer, zeester

41
Q

Noem voorbeelden van gewervelden

A

Das, kikker, zandhagedis

42
Q

Noem de kenmerken van sponsdieren

A

Niet-symmetrisch, skelet van stevige hoornvezels tussen de cellen, zitten meestal vast op de bodem van de zee

43
Q

Noem de kenmerken van neteldieren

A

Veelzijdig symmetrisch, meestal geen skelet, leven in het water, vangen hun prooi met tentakels (vangarmen)

44
Q

Noem de kenmerken van weekdieren

A

Tweezijdig symmetrisch, meestal een schelp of huisje als skelet

45
Q

Noem de kenmerken van geleedpotigen

A

Tweezijdig symmetrisch, een uitwendig skelet (pantser), gelede poten, het lichaam bestaat ( voor een deel) uit segmenten

46
Q

Noem de kenmerken van stekelhuidigen

A

Veelzijdig symmetrisch, inwendig skelet van kalk, de huid is bedekt met stekels of knobbels, leven op de bodem van de zee

47
Q

Noem de kenmerken van gewervelden

A

Tweezijdig symmetrisch, een inwendig skelet met een wervelkolom

48
Q

Wat zijn de 8 stammen van het plantenrijk?

A

Blauwgroene wieren, roodwieren, groenwieren, kranswieren, hauwmossen, bladmossen, levermossen en vaatplanten

49
Q

Wat zijn niet groene planten stammen?

A

Blauwgroene wieren en roodwieren

50
Q

Wat zijn de kenmerken van vaatplanten?

A

Ze hebben vaten voor het transport van stoffen ( voorbeeld; alle zaadplanten, varens, paardenstaarten)

51
Q

Wat zijn de kenmerken van groenwieren?

A

Eencellig of meercellige organismen met bladgroenkorrels, geen wortels, stengels en bladeren ( voorbeeld; boomalg (eencellig), zeesla ( meercellig)

52
Q

Wat zijn de kenmerken ( en voorbeelden) van sporenplanten?

A

Bladeren, stengels, wortels, geen bloemen, voortplanting door sporen ( voorbeeld; haarmos, heermoes, mannetjesvaren

53
Q

Wat zijn de kenmerken (en voorbeelden) van zaadplanten?

A

Bladeren, stengels, wortels, wel bloemen, voortplanting door zaden ( voorbeeld; beuk, klaproos, klimop)

54
Q

Noem twee manieren van voortplanting bij planten

A

Met sporen (cellen waaruit een nieuwe plant kan ontstaan). Met zaden (die ontstaan in bloemen)

55
Q

Wat zijn de 5 kenmerken van schimmels?

A
  • Kunnen een-cellig of meercellig zijn
  • meercellige schimmels bestaan meestal uit schimmeldraden
  • kunnen geen fotosynthese uitvoeren (geen bladgroenkorrels)
  • eencellige schimmels planten zich voort door deling (bijv. gist)
  • Meercellige schimmels planten zich (meestal) voort door sporen (bij sommige soorten schimmels ontstaan de sporen in paddenstoelen)
56
Q

Waarom zijn schimmels nuttig?

A

In de natuur, ruimen ze de dode resten van organismen op, ze kunnen gebruikt worden bij de productie van geneesmiddelen (penicilline) en bij de bereiding van voedingsmiddelen (brood, bier, wijn, schimmelkaas). De paddenstoelen van sommige soorten schimmels zijn zelf eetbaar (champignons)

57
Q

Wat is Biotechnologie?

A

Een verzamelnaam voor technieken waarbij mensen organismen gebruiken om producten te maken.

58
Q

Waarom zijn schimmels schadelijk?

A

Ze kunnen voedsel bederven, ze kunnen ziektes veroorzaken (zwemmerseczeem)

59
Q

Wat zijn de kenmerken van bacteriën?

A

Het zijn prokaryoten: eencellige organismen zonder celkern. Ze planten zich voort door deling

60
Q

Waarom zijn bacteriën schadelijk?

A

Ze kunnen voedsel bederven, ze kunnen ziektes veroorzaken ( cholera, longontsteking, oorontsteking, tuberculose).

61
Q

Waarom zijn bacteriën nuttig?

A

In de bodem ruimen ze resten van organismen op, bacteriën in je darmen helpen bij het verteren van je voedsel, een laagje bacteriën op je huid beschermt tegen ziekteverwekkers. Ze worden gebruikt bij de bereiding van voedingsmiddelen (yoghurt, zuurkool)

62
Q

Hoe kun je infectieziekten veroorzaakt door bacteriën bestrijden?

A

Met antibiotica

63
Q

Waarmee voeden de meeste schimmels en bacteriën zich?

A

Dode resten van organismen

64
Q

Door welke 5 kenmerken kun je gewervelden van elkaar onderscheiden?

A
  • huid
  • lichaamstemperatuur
  • ademhalingsorgaan
  • manier van voortplanten
  • leefomgeving
65
Q

Noem 5 groepen gewervelden

A
  • vissen
  • amfibieën
  • reptielen
  • vogels
  • zoogdieren
66
Q

Boem 4 groepen geleedpotigen

A
  • zespotigen (insecten, kop, borststuk en achterlijf, aan het borststuk zitten poten en vaak vleugels)
  • gifkakigen (spinnen 8 poten)
  • kreeftachtigen (garnaal, kreeft, 10 of meer poten)
  • veelpotigen (duizendpoot, steenloper het hele lichaam bestaat uit segmenten, aan elk segment zitten poten).