1.4

Question 1

aarddraad

Answer 1

een koperdraad met groengeel gestreepte isolatie die de rand van het stopcontact verbindt met een pin die in de aarde is geslagen

Question 2

aardlekschakelaar

Answer 2

voorziening die de stroomsterkte in de fasedraad vergelijkt met de stroomsterkte in de nuldraad. Als het verschil groter wordt dan 30 mA, dan schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. Er kan dan geen stroom meer weglekken

Question 3

contactweerstand

Answer 3

de weerstand op de plaatsen waar de stroom het lichaam in- of uitgaat (hoe groter de weerstand, des te kleiner de stroom)

Question 4

dubbele isolatie

Answer 4

manier van isoleren waarbij twee lagen isolatie worden aangebracht: rond de onderdelen waar de stroom doorheen loopt en aan de buitenkant van het apparaat.

Question 5

groepszekering

Answer 5

voorziening die de stroom uitschakelt als de stroomsterkte in de groep hoger wordt dan 16 A

Question 6

installatieautomaat

Answer 6

een elektronische zekering. Als de zekering de stroom uitschakelt, klapt een hefboompje om.

Question 7

kortsluiting

Answer 7

zo noem je een fout in een stroomkring waardoor de stroom een gemakkelijke weg vindt van fase- naar nuldraad, met een veel tek leine weerstand

Question 8

lichaamsweerstand

Answer 8

de weerstand die je lichaam biedt aan een elektrische stroom ( hoe groter de weerstand, des te kleiner de stroom).

Question 9

overbelasting

Answer 9

zo noem je het inschakelen van te veel apparaten in een groep waardoor de totale stroomsterkte boven 16 A komt