Verdienen en uitgeven H1-2 Flashcards

1
Q

arbeidsinkomenquote AIQ

A

deel van het binnenlandsinkomen dat naar arbeid gaat. Loon+toegerekend loon / binnenlands inkomen x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bedrijfskolom

A

Bestaat uit alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen van oerproduct tot eindproduct (boer … bakker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bruto binnenlands inkomen

A

De optelsom van alle inkomens in een land plus de afschrijvingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bruto binnenlands product bbp

A

de toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij elkaar opgeteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

economische groei

A

de stijging van het reëel bruto binnenlands product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eng welvaartsbegrip

A

welvaartsbegrip waarbij uitsluitend word gekeken naar het bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Human development index HDI

A

Welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt gehouden met het opleidingsniveau en gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indexcijfer nominaal inkomen

A

Nic, de maatstaaf om de ontwikkeling van het nominaal inkomen makkelijk in tijd te kunnen vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

indexcijfer reëel inkomen

A

Ric, de maatstaaf om de ontwikkeling van het reëel inkomen makkelijk in tijd te kunnen vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

loonquote

A

het deel van het binnenlands inkomen naar de werknemers gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

macroniveau

A

het niveau van een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

microniveau

A

het niveau van een bedrijf of werknemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nominaal inkomen

A

het inkomen gemeten in geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

overdrachtsinkomen

A

het deel van het inkomen dat mensen krijgen zonder deel te nemen aan het productieproces. Toeslagen/subsidies en uitkeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prijsindexcijfer

A

pic, Maatstaaf voor inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

primair inkomen

A

Het inkomen dat verdient wordt in het productieproces, loon, huur, rente, pacht, winst

17
Q

productie waarde reëel inkomen

A

de hoeveelheid goederen die je met je inkomen kan kopen.

18
Q

ruim welvaartsbegrip

A

welvaartsbegrip waar naast het bbp ook nog naar andere zaken wordt gekeken, milieu, onderwijs, gezondheid

19
Q

secundair inkomen

A

Het inkomen na de herverdeling van de overheid. Primair inkomen - ingehouden belastingen en sociale premies + uitkeringen en subsidies/toeslagen

20
Q

toegevoegde waarde

A

de waarde die de producent heeft toegevoegd aan ingekochte producten. Toegevoegde waarde = productiewaarde = omzet - inkoopwaarde grond en hulpstoffen = huur, pacht, loon, winst, rente.

21
Q

economische kringloop

A

Een schematische weergave van de goederenstromen en geldstromen van een land.

22
Q

overheidsbestedingen

A

de overheidsconsumptie + overheidsinvesteringen

23
Q

overheidsconsumptie

A

de overheid schaft van goederen en diensten aan voor direct gebruik + de betaalde abtenarensalarissen.

24
Q

overheidsinvesteringen

A

de overheid schaft kapitaalgoederen aan zoals wegen

25
Q

reële kringloop

A

Een schematische weergave van de goederen- en dienstenstromen in een land