4. suikerstofwisseling en diabetes Flashcards

1
Q

welke hormonen zorgen voor verhoging van het bloedsuikergehalte

A

glucagon en adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat wordt er bij diabetes aangetroffen in het bloed

A

glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk ziekteverschijnsel kan optreden bij diabetes

A

moeheid, jeuk en dorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat heeft een bloedsuikerverlagend effect

A

lichamelijke activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat krijgen mensen met diabetes type 1 voorgeschreven

A

suikervrij dieet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kan insuline alleen via een injectie of infuus worden toegedien

A

ja insuline kan niet oraal worden toegediend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het kenmerkende verschijnsel van diabetes

A

teveel glucose in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat hebben spier-en vetcellen nodig om glucose uit het bloed te halen

A

insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar wordt insuline gemaakt

A

in de alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eten zorgt ervoor dat het bloedsuikergehalte stijgt, hierdoor stijging van de insulineproductie.
Wat gebeurt er dan met het bloedsuikergehalte

A

deze gaat weer dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is de relatie tussen bloedsuikergehalte, urineproductie en vochtinname

A

hoog bloedsuikergehalte leidt tot verhoogde urineproductie, waardoor men meer gaat plassen, dorst grijgt en meer gaat drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zijn zenuwcellen voor hun energievoorziening direct van afhankelijk

A

van de glucoseaanvoer via het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stress leidt tot activering van het orthosympatische zs, dit leidt tot afgifte van adrenaline.
Welke stijging wordt hier onder andere door veroorzaakt

A

stijging van het bloedsuikergehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij diabetes type 2 ouderdomssuiker

A

behandeling door huisarts vaak voldoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waartoe leidt een tekort aan insuline aan

A

toename van de vetverbranding wat leidt tot verzuring van het bloed (acidose) en dit kan tot coma leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe moet hypoglycaemie worden behandeld

A

toediening van glucose

17
Q

Wat kan iemand die diabetes heeft en in comatueze toestand wordt aangetroffen hebben

A

(ernstige) hyperglycaemie als hypoglycaemie

18
Q

Microangiopathie is een complicatie van diabetes op langer termijn. Wat kan hierdoor ontstaan

A

oog- en nierfunctiestoornissen

19
Q

hoe ontstaat een diabetische voet

A

bloedvaatjes en zenuwen die zijn beschadigd

20
Q

op lange termijn leidt diabetes tot artherosclerose. Waar kan dit toe leiden

A

hoge bloeddruk en hart en herseninfarcten