Hoorcollege 5: Persoonlijkheidsproblematiek Flashcards

1
Q

Wat zijn persoonlijkheidsstoornissen

A

egosyntoon, ontstaan in de ontwikkeling, aanleiding tot disfuntioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verschilt een persoonlijkheidsstoornis van een syndroomstoornis

A

Syndroomstoornissen zijn egodystoon, hebben een ander beloop en zijn niet voortdurend aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is dan een normale persoonlijkheid

A

habituele wijze van doen, voelen en doen (variatie binnen een persoon is groot
consistent over situaties heen
is rond 18e levensjaar gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer verandert je persoonlijkheid weer

A

rond je 60-65e levensjaar
in richting van betere adaptie
verklaring: biologische rijping, dus afname van impulsiviteit, maar ook omgevingsinvloeden (correctieve ervaringen, feedback ervaring, verantwoordelijkheidstoename)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 Pā€™s van een persoonlijkheidsstoornis

A

Pervasief: over de meeste situaties
Pathologisch: veroorzaakt lijden en/of slecht functioneren
Persistent: stabiel vanaf jonge volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM-5 Cluster A

A

vreemd/bizar
paranoide (wantrouwen)
Schizotypische (betrekkingsideeen, psychotische angst)
schizoide (isolatie, gebrek aan verlangens en affecten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DSM-5 Cluster B

A

Emotioneel
theatraal (aandacht)
Narcistisch (superioriteit)
Borderline (instabiliteit)
antisociaal (normoverschrijdend, crimineel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DSM-5 Cluster C

A

Angstig
ontwijkend (vermijden)
afhankelijk (aanklampen aan helper)
obsessief-compulsief (dwangmatig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Comorbiditeit

A

Is hoog zowel binnen persoonlijkheidsstoornissen, als met syndroomstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beloop

A

Ontstaan in adolescentie, niet per se chronisch (kwalitieit van leven en maatschappelijke participatie wel lager) maar is heel behandelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Biologische modellen

A

genetisch (50%)
neurotransmitter systemen
hersengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neurotransmittersysteem

Biologische modellen

A

dopamine: cognitieve problemen, cluster A
Serotonine: woede, impulscontrole
MAO: monoamine-oxidase, agressoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hersengebieden

biologische modellen

A

Gebrek aan frontale corticale controle op impulsen en emoties (midden brein)
Midde-brein disfcuntioneren: hyper emotionaliteit/ onder emotionaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nurture: omgevingsfactoren

A

Trauma/misbruik: fysiek, emotioneel, seksueel
verwaarlozing: fysiek, emotioneel, pedagogisch, verwenning
opvoeding: straffend, veeleisend, inperkend of voorbeeldgedrag
hechting: onveilig/veilig
andere ontwikkelingsverstoringen: te vroeg volwassen verantwoordelijkheid, verlies ouders zieke ouders, parentificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gen-omgevingsinteractie

A

Genetische kwetsbaarheid in combinatie met ongunstige omgeving en meemaken life events ā€“> psychopathologie
overleven in een uitdagende wereld, toen functioneel maar nu niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dialectische gedragstherapie (DBT)

3 vormen van CGT

A

voor BPD, effecten op suicidaal gedrag en zelfbeschadiging

17
Q

Cognitieve gedragstherapie (CBT)

3 vormen van CGT

A

vooral voor cluster-C persoonlijkheidsstoornissen

18
Q

Schema therapie (ST)

3 vormen van CGT

A

vroeger schema focused therapie (SFT), is voor bijna alle persoonlijkheidsstoornissen, heeft effect op alle domeinen

19
Q

welke psychodynamische psychotherapien kunnen ingezet worden bij BPD

A

transference-focused psychotherapy
mentalization based treatment
EMDR

20
Q

Wat zijn de nederlandse richtlijnen voor het behandelen van persoonlijkheidsstoornissen

A

psychotherapie is de beste behandeling
evidentie sterkst voor borderline
verschillen in effectiviteit tussen therapievormen verwaarloosbaar
meeste bewijs voor ambulante behandeling (dag)klinische psychotherapie minder goed onderzoecht
langer doorbehandelen loont