describe how agonists and antagonists can influence the action of neurotransmitters. Flashcards

hoofdstuk 3 leerdoel

1
Q

hoe versterken agonisten de acties van neurotransmitters?

A

Het introduceren van een stof die de productie van de neurotransmitter bevordert (een voorloper), waardoor de hoeveelheid neurotransmitter die door de presynaptische neuron wordt gemaakt en vrijgegeven toeneemt.
Het blokkeren van de receptoren op de presynaptische cel die de reuptake van de neurotransmitter activeren, waardoor deze langer in de synaps blijft.
Het nabootsen van de werking van de neurotransmitter op de postsynaptische cel, waardoor de receptor wordt geactiveerd of de impact van de neurotransmitter toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

how remmen antagonisten de acties van neurotransmitters?

A

Het introduceren van een stof die de hoeveelheid neurotransmitter die in de synaps wordt gemaakt en vrijgegeven vermindert.
Het introduceren van een stof die de vernietiging of afbraak van de neurotransmitter vergemakkelijkt, waardoor de tijd dat deze in de synaps aanwezig is, wordt verminderd.
Het blokkeren van de postsynaptische receptoren, waardoor de neurotransmitter deze niet kan activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verschillen agonisten van antagonisten?

A

Agonisten versterken de effecten van neurotransmitters, terwijl antagonisten deze effecten remmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly