Week 1- Treasury management Flashcards

1
Q

Treasury management

A

Het doelbewust creëren en in stand houden van financiële randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het kernbedrijf van bedrijven en instellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doelen Treasury management

A

Beschermen van vermogen en resultaat tegen financiële risico’s/
Verkrijgen en behouden van toegang tot vermogensmarkten/
Optimaliseren van financiële logistiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderdelen treasury management

A

BOII - Beleid, Organisatie Informatie en Instrumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Financiele markt

A

geheel van vraag en aanbod van financiële titels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie van financiële markten

A

Verzorgen van transformatieproces naar hoeveelheid, tijd, plaats en risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Partijen op de financiële markten

A

Overheid/
Krediet- en financiële instellingen/
Beleggingsinstellingen/
Ondernemingen en particulieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geïnduceerd vermogen

A

Zonder contract, bijvoorbeeld leverancierskrediet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderhands vermogen

A

Met contract, bijvoorbeeld banklening of bij beleggers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Afhankelijkheid: Duration en MD

A

resterende looptijd =
Hoe langer de looptijd, hoe hoger de MD
Couponrente =
Hoe hoger de couponrente, hoe lager de MD
Effectief rendement (ER) =
Hoe hoger het ER, hoe lager de MD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoger kredietrating betekent

A

Hoger marktwaarde van obligatie en lager effectief rendement want lager risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Converteerbare obligaties

A

Obligatielening waarbij de houder van de obligatie het recht heeft om gedurende een vooraf vastgestelde periode (conversieperiode) tegen vooraf vastgestelde voorwaarden de obligaties om te wisselen in aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Conversieverhouding

A

aantal te verkrijgen aandelen tegen inlevering van een obligatie. Obligatie/conversiekoers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conversiekoers

A

nom. Waarde (+ eventuele bijbetaling)/aantal aandelen
1000/21,74=46

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Conversiewaarde

A

Waarde van de obligatie, uitgerekend in de aandelenkoers:
(Aantal aandelen per obligatie) * Beurswaarde
21,74*52=1130,48

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Obligatiewaarde

A

contante waarde van de coupon + aflossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Conversiepremie

A

beurswaarde obligatie – conversiewaarde
1200-1130,48

17
Q

Conversie-equivalent

A

effectieve kostprijs van de aandelen (koers/aantal aandelen)
Koers=obligatie met eigen couponrente contant maken tegen marktrente van vergelijkbare lening. 1077,86/21,74=49,58

18
Q

Agio/disagio

A

% v.d. beurskoers dat men te veel/te weinig betaalt als je de aandelen via de converteerbare obligaties zou kopen i.p.v. via de beurs (agio: CO is te duur)
berekening: (CE - BK)/BK * 100%
(49,58-52)/52*100%= -4,65%

19
Q
A