15-03-2024 Oorlog en vrede Flashcards

1
Q

Adolf Hitler

A

Hij was soldaat in de Eerste Wereldoorlog en werd daarna politicus in Duitsland. Vanaf 1933 had hij alle macht in Duitsland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Centralen

A

Landen in Europa die samen vochten tijdens de Eerste Wereldoorlog: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Turkije.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

democratisch

A

Door burgers gekozen, het tegenovergestelde van een dictatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eerste Wereldoorlog

A

Oorlog die duurde van 1914 tot 1918 waarin 33 landen meevochten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Herstelbetaling

A

Vergoeding die een land moet betalen voor de schade die tijdens een oorlog is aangericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verdrag van Versailles

A

De vrede na de Eerste Wereldoorlog werd in een verdrag in het paleis van Versailles getekend. Er werd bepaald dat Duitsland de schuld van de oorlog kreeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Werkloos

A

Als je als volwassene geen betaald werk hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dictatuur

A

Een land waarin alle macht in handen is van één persoon, de dictator.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Führer

A

Duits woord voor leider. Hiermee werd Hitler aangeduid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nazi’s

A

Aanhangers van de Duitse nationaalsocialistische partij NSDAP, de partij van Hitler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Politieke partij

A

Groep mensen met bepaalde ideeën over hoe een land bestuurd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Propaganda

A

Reclame maken door eenzijdige en/of verzonnen informatie te verspreiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verkiezingen

A

Burgers kiezen op deze manier wie het land, het gebied of een stad gaat besturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Distributiebon

A

Bon die je nodig hebt om een product (zoals brood) te kunnen kopen. Deze bonnen werden gebruikt als er te weinig producten waren. Zo probeert de overheid levensmiddelen eerlijk te verdelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hongerwinter

A

Laatste, zeer koude, periode in de Tweede Wereldoorlog (1944-1945). Vooral in de grote steden in west Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderduiken

A

Je zo goed verstoppen dat je ‘verdwijnt’, zodat je niet door de politie of de Duitsers opgepakt wordt.

17
Q

EU

A

Afkorting van de Europese Unie

18
Q

Beleid

A

Regels en afspraken over een bepaald onderwerp.
Dat wat moet gebeuren om problemen op te lossen.

19
Q

Europese Raad

A

Alle regeringsleiders van de lidstaten van de EU, een voorzitter en de voorzitter van de Europese Commissie

20
Q

Europese Commissie

A

Het dagelijks bestuur van de EU

21
Q

Europees Parlement

A

Vertegenwoordigers van elke lidstaat

22
Q

Europese Unie Wet

A

Een wet die geldt voor alle lidstaten van de EU.

23
Q

Wapenstilstand

A

Afspraak om tijdelijk te stoppen met vechten

24
Q

Vrede

A

Toestand waarin geen oorlog heerst

25
Q

Tweede Wereldoorlog

A

Oorlog die in Nederland duurde van 1940 tot 1945

26
Q

Wapen

A

Voorwerp waarmee je mensen en dieren kunt aanvallen, of jezelf kunt verdedigen, zoals een geweer

27
Q

Geallieerden

A

Landen die samen vochten tegen Duitsland, Italië en Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog

28
Q

De Holocaust

A

De systematische Jodenvervolging door de nazi`s en hun bondgenoten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.