1.5 Schouderaandoeningen & PD8 Orthopedische patiënt Flashcards

(34 cards)

1
Q

Wat is orthopedie?

A

Behandeling van aandoeningen van het steun- en bewegingsapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke typen orthopedische aandoeningen zijn er?

A
  • Acuut trauma
  • Chronisch trauma
  • Niet traumatisch
  • Botziekten
  • Deformiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van artrose?

A
  • Verlies gewrichtskraakbeen
  • Ombouw subchondraal bot en synovitis
  • Gewrichtspijn
  • Stijfheid
  • Bewegingsbeperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn niet operatieve behandelingen voor artrose?

A
  • Voorlichting
  • Aanpassen belasting
  • Medicatie
  • Schoenaanpassing
  • Fysiotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden standsafwijkingen benoemd?

A

Distaal ten opzichte van proximaal:
- Valgus: Van lichaamsas af (Bijvoorbeeld X-benen)
- Valus: Naar lichaamsas toe (Bijvoorbeeld O-benen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn flexie en extensie?

A

Voorwaarts en achterwaarts bewegen in sagittale vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn anteflexie en retroflexie?

A

Flexie en extensie in de schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn abductie en adductie?

A

Van mediaanlijn af en naar mediaanlijn toe bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn exorotatie en endorotatie?

A

Naar buiten draaien (Pronatie) en naar binnen draaien (Supinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn dorsaalflexie en plantairflexie?

A

Tenen naar neus en tenen van lichaam af bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn inversie en eversie?

A

Naar binnen bewegen voet en naar buiten bewegen van de voet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke gewrichten en spieren bestaat het schoudergewricht?

A
  • Acromio-claviculaire gewricht
  • Sterno-claviculair gewricht
  • Gleno-humeraal gewricht
  • Scapulo-thoracaal gewricht

SITS spieren:
- S: Supraspinatus
- I: Infraspinatus
- T: Teres minor
- S: Subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke spieren zijn belangrijk voor abductie en exorotatie?

A
  • Abductie: m. supraspinatus
  • Exorotatie: m. infraspinatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke klachten hebben mensen met rotator cuff problemen?

A
  • Scherpe, stekende pijn
  • Functiebeperking: Verlies ROM of kracht

Bijvoorbeeld bij een rotator cuff scheur hebben 43.70% hebben geen klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klinische testen kunnen er gedaan worden om een rotator cuff probleem aan te tonen?

A
  • Painful arc test (!)
  • Internal rotation lag test
  • External rotation lag test
  • Drop arm test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de painful arc test?

A

Abductie beiden armen -> Pijn bij 60-120 graden

17
Q

Hoe werkt de internal rotation lag test?

A

Arm op rug van lichaam af bewegen
- Maximale endorotatie m. subscapularis

18
Q

Hoe werkt de external rotation test?

A

Arm in 90 graden flexie en volledige externe rotatie
- Functie m. supraspinatus en m. infraspinatus

19
Q

Hoe werkt de drop arm test?

A

Arm horizontaal in de lucht houden en langzaam laten zakken
- Functie m. supraspinatus

20
Q

Hoe ziet het lichamelijk onderzoek van schouderaandoeningen eruit?

A
  • Inspectie
  • ROM/bewegingspatroon (Functiebeperking)
  • Kracht: Verlies of niet (Functiebeperking)
  • Palpatie
  • Speciale testen
  • Apprehension/relocatie/schuiflade

Rekening houdend met leeftijd, activiteiten en ontstaan mechanisme (Acuut)

21
Q

Welke testen kunnen schouderluxatie aantonen?

A
  • Apprehesion test -> Angst of pijn bij druk aan posterieure zijde (Anterieure instabiliteit)
  • Relocatie test -> Opluchting bij kop naar voren duwen in liggende positie
  • Anterieure releas test/suprise test -> Angst of pijn bij relocatietest met loslaten
22
Q

Wat is laxiteit?

A

Fysiologische, asymptomatische instabiliteit

Instabiliteit is pathologisch

23
Q

Wat zijn de kenmerken van een schouderluxatie?

A
  • 1.7% van de algehele bevolking
  • Piekincidentie 16.5 jaar
24
Q

Hoe wordt het schoudergewricht gestabiliseerd?

A
  • Gewricht congruentie -> Glenoïd en labrum
  • Gewrichtsversie
  • Kapsel ligamentair
  • Rotator cuff/Bicepspees
  • Negatieve druk
  • Scapulothoracale beweging/stand
25
Welke typen instabiliteit zijn er?
Traumatic Unidirectional Bankart and Surgery (TUBS): - Posttraumatische luxatie - Unidirectioneel meest voorkomend - 95% anterieur Atraumatic Multidirectional Bilateral Rehabilitation and Inferior (AMBR)I: - Geen trauma - Geen letsel - Bilateraal - Inferior Recidief kans beïnvloed door leeftijd en risicogedrag. Operatieve stabilisatie is recidief kans verlagend
26
Wat zijn de tekenen van multidirectionele instabiliteit?
- Sulcus sign - Schuiflade anterior & posterior - Apprehension
27
Wat is nodig voor lokale stabiliteit?
Propriocepsis en coördinatie
28
Welke manieren van reponeren zijn er?
- Chinese tractie: Op buik liggen, bij anterieure luxatie - Klassieke manier van Hippocrates: Voet in okselplooi en aan arm trekken - Elegante manier van Hippocrates: Doek in okselplooi naar achteren trekken, tweede persoon trekt aan de arm
29
Welke gevolgen kunnen er bij een luxatie optreden?
- Aanhechting kapsel met labrum - Hill Sachs Laesie: Corticale depressie in humeruskop - Bankart laesie: Labrum glenoidale (90-100% van anterieure luxaties)
30
Hoe groot is de kans op reluxatie onder de 21 jaar?
95-100%
31
Hoe wordt een disfunctie van de rotator cuff behandeld?
Omgekeerde schouderprothese
32
Wat is bijzonder aan de reumahulpmiddelen?
Ze zijn gewricht op het verminderen van pijn
33
Op welke manieren kunnen reuma hulpmiddelen werken?
- Geringe buiging: Grote radius - Gering moment: Langere werkarm - Verschuiving: Aangrijpingspunt
34
Aan welke eisen moet een goede schoen voldoen?
- Sluiting hoog op wreef - Stevige omsluiting hiel - Buigzame zool voor bal van de voet - Geringe hakhoogte - Goed passing