De evolutie van het leven op aarde Flashcards

1
Q

wanneer en door wie is de evolutietheorie bedacht?

A
  • in 1859
  • door Charles Darwin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat kan er verklaard worden met deze theorie?

A

de ontwikkeling van al het leven op aarde door natuurlijke processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

organismen kunnen eigenschappen doorgeven aan hun nakomelingen, dit heet…

A

erfelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

veranderingen in DNA noemen we

A

mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bij een gunstige mutatie:

A

beter overleven
-> meer nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bij ongunstige mutatie:

A

slechter overleven
-> dood voor nakomelingen
-> eigenschap word niet doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de soorten met de beste genen overleven en krijgen nakomelingen met die genen, dit heet…

A

natuurlijke selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is natuurlijke selectie

A

de soorten met de beste genen overleven en krijgen nakomelingen met die genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

betekenis survival of the fittest

A

de best aangepaste organismen overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

selectie van partners op basis van seksueel aantrekkelijke eigenschappen, dit heet…

A

seksuele selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

seksuele selectie is…

A

selectie van partners op basis van seksueel aantrekkelijke eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar zorgt seksuele selectie voor?

A

dieren met aantrekkelijke eigenschappen kunnen meer nakomelingen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom hebben giraffen een lange nek (natuurlijke selectie)

A

giraffen met lange nek-genen konden bij de hoge bladeren, stierven zo niet uit en gaven hun genen door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom hebben giraffen een lange nek (seksuele selectie)

A

langere nek
-> meer slagkracht
-> meer kans op voortplanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

4 argumenten die evolutietheorie ondersteunen

A
  • vergelijkende anatomie
  • vergelijkende embryologie
  • paleontologie
  • moleculaire biologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorpoten hebben eenzelfde bouwplan, dit wijst op…

A

een gemeeschappelijke voorgeschiedenis (verwantschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

organen met dezelfde structuur, verschillend geëvolueerd volgens hun functie (lopen, zwemmen, vliegen, graven)

A

homologe organen

18
Q

homologe organen

A

organen met dezelfde structuur, verschillend geëvolueerd volgens hun functie (lopen, zwemmen, vliegen, graven)

19
Q

aanwezige organen die geen specifieke functie meer hebben

A

rudimentaire organen

20
Q

rudimentaire organen

A

aanwezige organen die geen specifieke functie meer hebben

21
Q

voorbeelden rudimentaire organen

A
  • staartbeen mens
  • basis knipvlies mens
  • dijbenen bij walvissen
22
Q

wie bedacht de vergelijkende ontwikkeling van de embryos van verschillende organisme, en wanneer?

A

Ernst Haeckel (1866)

23
Q

op wat wijst de embryologie van Ernst Haeckel?

A

het wijst op verwantschap tussen verschillende soorten

24
Q

waarom kan je vissen en salamanders in fase 2 al onderscheiden en de rest niet?

A
  • ze hebben zich het eerste ontwikkeld
  • de rest heeft een gemeenschappelijke voorouder
    ->evolueerde later
25
Q

in wat geeft de embryologie een beter inzicht?

A

het verwantschap tussen diverse soorten

26
Q

wat dacht Haeckel dat later bleek niet te kloppen?

A

ontwikkeling van eicel tot individu is een snelle herhaling van de evolutie van dat organisme

27
Q

de wetenschap die fossielen bestudeert

A

paleontologie

28
Q

paleontlogie

A

de wetenschap die fossielen bestudeert

29
Q

hoe vind men overgangsvormen van een bepaalde soort? (paarden, olifanten)

A

door fossielenreeksen in verschillende aardlagen boven elkaar

30
Q

overgangsvorm tussen reptielen en vogels

A

archaeopterix

31
Q

archaeopterix

A

overgangsvorm tussen reptielen en vogels

32
Q

waarom werden sommige vogels reptielen?

A

te zwaar
-> niet meer vliegen

33
Q

wanneer leefde de archaeopterix

A

150 miljoen jaar geleden

34
Q

wat heeft men ontdekt door het genetisch materiaal van verschillende organismen te vergelijken?

A

de informatie van verwante organismen lijkt sterker op elkaar dan van niet-verwante organismen

35
Q

wat kan men doen op basis van het verschil in genetische code?

A

nieuwe stambomen opstellen
-> geschiedenis reconstrueren

36
Q

het DNA van organismen beïnvloeden of aanpassen, dit heet…

A

genetische manipulatie
(artificiële selectie)

37
Q

2 argumenten tegen evolutietheorie

A
  • creationisme
  • intelligent design
38
Q

creationisme en intelligent design zijn niet-erkende wetenschappen, ofwel …

A

pseudowetenschappen

39
Q

wat is creationisme

A
  • scheppingsleer
  • alles is geschapen door een schepper
40
Q

wat is intelligent design

A

er moet een ontwerper zijn om het heelal te ontwerpen

41
Q

verschil creationisme en intelligent design?

A

er word niets gezegd over de identiteit van de ontwerper