151-175 Flashcards

(25 cards)

1
Q

De desinteresse

A

Het gebrek aan belangstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Domineren

A

Beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De euforie

A

Heel prettig gevoel van opwinding en blijheid; het gelukzalige gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Frustreren

A

Moeilijk maken; dwarsbomen; teleurstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fysiek

A

Lichamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gefixeerd

A

Heel erg gericht (op); in de ban (van)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gekrenkt

A

Beledigd; geestelijk pijn gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Idealiseren

A

Alleen maar positieve kanten zien; door een roze bril kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De interactie

A

Het steeds op elkaar reageren; wisselwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De keerzijde

A

De negatieve kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Klinisch

A

Heel nuchter; zonder romantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Koesteren

A

Met liefde behandelen en beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De neuron

A

De zenuwcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het neveneffect

A

De bijwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De obsessie

A

De kwellende gedachte; de gedachte die je niet meer loslaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De prikkel

A

Datgene wat reactie van zenuwen of zintuigen opwekt; aanzet tot actie

17
Q

De psychofarmaca

A

De medicijnen/geneesmiddelen voor de behandeling van geestelijke ziekten

18
Q

De remedie

A

Het (genees)middel, de oplossing

19
Q

Het scala

A

De reeks; de serie

20
Q

Het sentiment

21
Q

De smart

22
Q

Substantieel

A

Omvangrijk; vrij ernstig; wezenlijk; hoofdzakelijk

23
Q

De suïcide

24
Q

Symmetrisch

A

Zodanig in tweeën te verdelen dat beide helften elkaars spiegelbeeld vormen

25
Het symptoom
Het ziekteverschijnsel (soms ook verschijnsel van een niet letterlijke ziekte, bijvoorbeeld een negatieve ontwikkeling in de maatschappij)