H2 AARDREVOLUTIE Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de aardrevolutie

A

de beweging die de Aarde om de zon maak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef de kernmerken van de aardrevolutie

A
  1. Duur: 365 en bijna 6 uur
  2. Vorm: ellipsvormige baan
  3. Richting: Tegenwijzerszin (zelfdezin als aardrotatie)
  4. aardas blijft gedurende de omwebteling rond de zon evenwijdig met zichzelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit hoe de aarde schuin staat en hoeveel grade:
leg uit met tekening

A

Doordat de evenaar niet loodrecht staat op de ecliptica zorgt dat ervoor at de aardas ook schuin staat. 23 GRADEN tussen evenaar en ecliptica baan. DAT IS DE INCLINATIEHOEK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent 4 juli en 3 januari voor de aarde?

A

4 JULI : aphelium, dan is de aarde het verste weg van de zon 152 500 000

3 JAN : perihelium, aarde het dichtste bij de zon 147 500 000 KM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke dage zijn de kortste en langste dagen

A

21 JULI (langste) EN 22 DECEMBER (kortste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de gevolgen van die aardrevolutie

A
  1. Schrikkeljaar
  2. Seizoenen
  3. Klimaatzones
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg het gevolg ‘schrikkeljaar’ uit.

A

Een schrikkeljaar is een jaartal dat deelbaar is door 4

UITZONDERING voor eeuwjaren zijn geen schrikkeljaren behalve wanneer hun getal deelbaar is door 400

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het burgelijk jaar

A

365 DAGEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe lang draait de aarde rond de zon?

A

365 dagen 5 uur 48 min 46 s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaan seizoenen?

A

NIET DOOR AFSTAND VAN AARDE EN ZON

Dankzij de schuine stand zijn de noordelijke en zuidelijke halfrondes tijdens de omwenteling rond de zon beurtelings naar de zon gericht wat wij ervaren als seizoenen.

Hoe groter de zonnehoogte hoe warmer, hoe kleiner de opp dat beschenen wordt hoe meer geconcentreerd en hoe korter de afstand door de dampkring hoe minder verstoring

In onze zomer staat het noordelijk halfrond richting de zon, en daardoor wordt de invalshoek van de zon groter. VOORAL OP DE KREEFTSKEERKRING. De zonnestralen hoeven een minder lange weg af te leggen om het noordelijk halfrond te bereiken. Het is dus relatief gezien bij ons warmer dan in de winter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zeg waar de zenitale zonnestand zich beving bij deze datums:
21/6 23/9 22/12 21/3

A

21/6 KKK
23/9 EVENAAR
22/12 SBK
21/3 EVENAAR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de klimaatzones uit (3)

A

-Tropische klimaat
regel: TK > 18 C
=de zon staat altijd hoog tot zelfs zenitaal

-Polair klimaat
regel: TW < 10C
=de zon staat altijd laag of komt zelfs niet op

-Gematigd klimaat
regel: TK < 18C en TW > 10C
=zon staat seizoenaal hoog en laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zorgt voor klimaatzones?

A

Culminatiehoogteverschillen:
-koude of polaire klimaten
-gematigde of middelbreedtenklimaten
-warme of tropische klimaten in de intertropen (2 keerkringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 4 grote datums?

A

22/12
23/9
21/6
21/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke windrichting staat de zon op
22/12 op de KKK
21/6 OP EVENAAR?
23/9 OP EVENAAR?
21/3 OP SBK

A

Zuid
NOORD
ZENITAAL
NOORD

17
Q
A