4. Sensing and Percieving Mind: Kant & Gestalt Psychologists Flashcards

1
Q

Immanuel Kant

A

Duitse filosoof Kant (1724-1804)

  • Enorme omwenteling in ons denken over hoe mensen de wereld waarnemen.
  • De wijze waarop mensen de wereld zien heeft meer te maken met de manier waarop de buitenwereld wordt geprojecteerd op ons begripsvermogen, en niet zozeer met de externe wereld zelf.
  • Het enige dat we over die externe wereld kunnen weten, is hoe wij die ordenen en categoriseren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

David Hume

A

Schotse filosoof Hume (1711-1776)

  • Kant werd beïnvloed door Hume
  • een van de opvolgers van Locke
  • Heeft laws of association by contiguity en similarity geformaliseerd
  • Kant was vooral geïnteresseerd in hoe hume die wetten gebruikte om de logica van het concept causaliteit uit te dagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hume’s causaliteit

A
  • Volgens Hume vormen we o.b.v. reeksen gebeurtenissen in het verleden de verwachting dat die gebeurtenissen zich hetzelfde zullen herhalen in de toekomst.
  • Hij vond dat de veronderstelde noodzakelijkheid van oorzaken (causale conditie is nodig voor effect) daarbij nooit direct kon worden waargenomen.
  • Causaliteit had voor hem daarom geen absolute maar een probabilistische basis (oorzaken verhogen kans op een effect).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Om duidelijk te maken hoe mensen de wereld volgens hem zien maakte Kant onderscheid tussen:

A
  1. Noumenale wereld
    Objecten buiten ons zoals die werkelijk zijn (dingen ‘an sich’), los van onze waarneming.
    - Prikkelt onze geest, maar we kunnen deze wereld nooit direct kennen
  2. Fenomenale wereld
    De wereld hoe wij die subjectief ervaren. We nemen de wereld niet waar zoals deze is,
    maar op de manier zoals deze door ons begripsvermogen is geordend.
    - Ontstaat als de noumenale wereld onze zintuigen heeft geprikkeld en deze prikkels
    verder door onze zintuigen en geest worden geordend en gecategoriseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het ordenen van prikkels in ons begripsvermogen (fenomenale wereld) gebeurt door middel van:

A
  1. Intuïties
    De geest past direct en automatisch twee dimensies (intuïties) toe op ruwe ervaringen.
    - Ruimte
    - Tijd
  2. Categorieën
    Na de intuïties ordent de geest subjectieve ervaringen verder met behulp van categorieën.
    - Kwaliteiten
    - Kwantiteiten
    - Relaties tussen ervaringen/objecten
    - Causaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kant zag psychologie meer als filosofie dan wetenschap omdat volgens hem mentale fenomenen:

A
  • Geen ruimtelijke dimensie hebben
  • Te kortstondig zijn om langdurig te kunnen observeren
  • Niet experimenteel gemanipuleerd kunnen worden
  • Niet wiskundig beschreven of geanalyseerd kunnen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kant en wetenschap

A
  • Kant vond wetenschappelijk begrip van de menselijke waarneming erg belangrijk, omdat alleen de fenomenale wereld te onderzoeken is.
  • De noumenale wereld kun je immers nooit direct kennen en dus kan daar geen wetenschap worden bedreven.
  • Tegelijk dacht Kant dat systematische studie van het menselijk begripsvermogen onhaalbaar was (zie hierboven).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Latere bevindingen die in lijn zijn met de denkwijze van Kant:

A
  1. Optische illusies (fig. 4.2 p. 138): Als de bewuste indruk van een visuele stimulus verschilt van diens objectieve kenmerken.
  2. Law of specific nerve energies: Stelt dat elke sensorische zenuw één soort sensatie kan overbrengen.
    - Druk op de oogbol als het oog dicht is kan de sensatie van gekleurd licht geven
    - Zintuigen interacteren met de buitenwereld en voegen iets toe aan het bewustzijn
  3. De fysieke wereld bestaat volgens natuurkundigen uit krachten, zoals golven en energieën: Licht-, geluids- of hittegolven worden niet als zodanig waargenomen, maar worden in het zenuwstelsel getransformeerd naar fenomenale ervaringen van licht, geluid en warmte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Herman Helmhotlz

A

De Duitse Helmholtz (1821-1894)
* Eén v/d eersten die een wetenschappelijke psychologie met een fysiologische basis probeerde op te richten.
* Onderzocht op welke manier psychologische processen, met name waarneming, waren gebaseerd op fysiologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Helmholtz verwierp een toen toonaangevende doctrine en kwam met een alternatief:

A

Vitalisme (verworpen door Helmholtz)
Stelde dat alle levende organismen een niet-fysieke levenskracht bezitten die essentieel is voor het bestaan. Deze levenskracht kan niet wetenschappelijk bestudeerd worden.

Fysiologisch mechanisme (alternatief van Helmholtz)
* Stelde dat alle fysiologische processen uiteindelijk te herleiden zijn tot natuurkundige en scheikundige processen, ook de levenskracht. Dit geldt ook voor de complexe processen.
* Dit gaf ruimte om natuurkundig geïnspireerd onderzoek te doen naar dingen als waarneming en ervaring, zo werd natuurwetenschappelijke psychologie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In het tweede jaar van zijn studie medicijnen kwam Helmholtz in contact met:

A

 Johannes Muller (1801-1858) -> aanhanger vitalisme
Belangrijkste voorstander van de law of specific nerve energies en de leraar van Helmholtz.
 Emil du Bois-Reymond (1818-1896) -> aanhanger fysiologisch mechanisme
Vriend van Helmholtz en onderzocht met hem de fysieke aard van zenuwenimpulsen.
 Ernst Brucke -> aanhanger fysiologisch mechanisme
Vriend van Helmholtz die later de favoriete docent van Sigmund Freud werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Helmholtz versus Kant over het menselijk begripsvermogen:

A

 Kant: dit is aangeboren (nativisme) en wordt gebruikt om de wereld te ervaren/begrijpen
 Helmholtz deelde het begripsvermogen op in twee delen:
 Sensatie (aangeboren vermogen)
Rauwe elementen van bewuste ervaring, zoals vlakken licht zonder betekenis.
 Perceptie (aangeleerd vermogen)
Betekenisvolle interpretaties van sensaties, zoals het zien van een landschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Helmholtz zijn visie op het menselijk zicht was als volgt:

A

 Omzetting van een beeld op het netvlies naar bewuste sensaties van licht en kleur
Fysiologisch proces van neurologische mechanismen tussen de ogen en de hersenen.
 De verdere omzetting van sensaties naar percepties
Psychologisch proces van hersenactiviteiten dat mede afhankelijk is van leren en ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Blind spot

A

Klein deel van het netvlies op de plek van de oogzenuw, waar geen
lichtgevoelige cellen zitten. Dit is een van de imperfecties van het oog
waardoor bewuste visuele sensaties geen exacte kopieën zijn van externe
stimuli. Helmholtz vond dat zowel praktisch als filosofisch van betekenis, en
daarin ging hij mee in de Kantiaanse interpretatie van ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belangrijke ontdekkingen met betrekking tot de neurofysiologie van kleurenwaarneming:

A

 Complementaire kleuren (gerapporteerd door James Clerk Maxwell)
Paren van kleuren die in combinatie met elkaar een wit licht sensatie creëren.
 Primaire kleuren
Gelijke combinatie van een bepaalde kleur rood, een groene en een violetblauwe kleur
geven de kleur wit, en met de drie kleuren kunnen alle andere kleuren gecreëerd worden.
 Young-Helmholtz trichromatic theory
Helmholtz en Young veronderstelden dat het netvlies drie verschillende soorten
receptorcellen bevat, ieder het meest gevoelig voor een van de primaire kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Andere theorieën en fenomenen die door Helmholtz werden onderzocht/verondersteld:

A

 Perceptual adaptation
Hij liet zien dat perceptie van proefpersonen zich na verstoring van hun visuele sensaties
aanpaste, zodat hun ervaring het effect van de verstoring als het ware te boven kwam.
 Dit weerlegde niet volledig Kant’s punt, dat de noumenale wereld niet te kennen
is, maar hij liet wel zien dat er meer over te leren en te zeggen valt dan Kant dacht
 Unconscious inference
Hij veronderstelde dat perceptuele adaptatie en andere perceptuele fenomenen hieruit
voortkomen, te zien als onbewust aangenomen regels die fungeren als major premisse.
 Law of conservation of energy
Energie kan verschillende vormen aannemen, maar wordt nooit gecreëerd of vernietigd
door fysieke processen. De totale hoeveelheid energie in het universum blijft gelijk.
 Hij concludeerde dat deze wet ook van toepassing is op alle organische processen
 De snelheid van zenuwsignalen
Hij berekende in een experiment met de afgesneden poot van een kikker dat
zenuwsignalen zich verplaatsten met een snelheid van 92 kilometer per uur.
 Dit was veel langzamer dan de toen veronderstelde snelheid van het licht
 Reactietijd in mensen
De tijd die verstrijkt van het aanbieden van een stimulus tot een bepaalde reactie.
 Hij schatte dat dit in mensen sneller is als bij de kikker, maar nog steeds meetbaar

17
Q

Twee redenen waarom Helmholtz een van de belangrijkste pioniers van de psychologie was:

A

 Hij liet zien dat de neurologische processen achter mentale functies te onderzoeken zijn
 Zijn geïntegreerde fysieke, fysiologische en psychologische studies van zicht en gehoor
zagen de geest niet als metafysische entiteit maar als wetenschappelijk te onderzoeken

18
Q

Latere bevindingen in relatie tot of in aanvulling op het onderzoek van Helmholtz:

A

 Color afterimages
Als je bijv. lang naar een gekleurde stimulus kijkt en je blik verplaatst naar een neutrale
achtergrond, zie je een nabeeld van dezelfde stimulus in de complementaire kleur.
 Ewald Hering (1834-1918) opperde dat dergelijke fenomenen erop duiden dat het
visuele systeem tegengestelde processen bevat die reageren als een of/of modus
 Visual cliff onderzoek
Jonge dieren en baby’s vermijden systematisch delen van een visuele klif waar geen
ondergrond zichtbaar is. Dit wijst op een aangeboren vermogen tot diepte-perceptie.
 Deze studie van Eleanor Jack Gibson (1910-2002) spreekt Helmholtz zijn idee, dat
ervaring nodig is om de major premisse van unconscious inference te leren, tegen

19
Q

Gustav Fechner

A

Fechner (1801-1887) worstelde net als Helmholtz met de door Kant
opgeworpen kloof tussen de externe fysieke realiteit (noumenale wereld)
en iemands bewuste of fenomenale ervaring van die realiteit (fenomenale
wereld). Fechner begon in de fysica en fysiologie, maar raakte steeds meer
geïnteresseerd in de samenhang met psychische verschijnselen. In het toen
steeds meer geaccepteerde mechanische wereldbeeld waardeerde hij de
wetenschappelijke kracht van mechanische analyse, maar vond hij de
implicaties van onbegrensd mechanisme sterk beperkend. Uiteindelijk
ontwikkelde hij een geheel nieuwe wetenschappelijke discipline.

20
Q

Psychofysica

A

De fysische of natuurkundige benadering van psychische fenomenen
bedacht door Fechner. De term is ontstaan uit de samenvoeging van de
woorden psyche/psychologie en fysica. Het doel van de benadering was om
de relatie tussen de externe wereld en de subjectieve ervaring daarvan zo
nauwkeurig mogelijk uit te drukken.

21
Q

Om die relatie vast te stellen onderzocht Fechner het verband tussen (figuur 4.8 blz. 158):

A

 Objectief meetbare intensiteiten van verschillende stimuli (P)
 Subjectieve indrukken van die intensiteiten (S)

22
Q

Tijdens zijn onderzoek vielen Fechner drie dingen op:

A

 Absolute threshold
Als de natuurkundige intensiteit van een stimulus onder een bepaalde drempelwaarde zit
dan is de subjectieve intensiteit nul, je neemt niets waar ook al is er een zwakke stimulus.
 Just noticeable difference (jnd, net merkbare verschil)
De natuurkundige toename in intensiteit van een stimulus moet van een bepaalde omvang
zijn om te worden opgemerkt, een kleine versterking wordt niet altijd opgemerkt.
 Ernst Heinrich Weber (1795-1878) gebruikte de term als eerste
Hij ontdekte dit in een proef waarbij mensen gewichten moesten onderscheiden.
 Jnd is niet constant
Naarmate een stimulus sterker wordt, wordt het net merkbare verschil ook groter.

23
Q

Conclusie Fechner

A

Generiek gesproken ontdekte hij dat de fenomenale wereld niet een-op-een
gerelateerd was aan de noumenale wereld. Als we weinig van iets hebben,
hoeft er maar een klein beetje extra bij te komen om het te merken, terwijl
als er heel veel van iets is, dan moet er heel veel bij voor we het verschil zien.

24
Q

Fechner’s law

A

Fechner constateerde dat de relatie tussen de fysieke en subjectieve
intensiteit van een stimulus voor veel zintuigen kon worden weergegeven
met de volgende wiskundige vergelijking:
S = k log P
S = de subjectieve intensiteit van een stimulus
k = een constante (breuk) die verschilt per zintuig
P = de fysieke intensiteit van een stimulus
Fechner zag dit als bewijs van een onderliggende harmonie tussen de twee
gezichten van de natuur, de psychologische en de fysieke wereld.

25
Q

Latere kritieken en onderzoeken die niet geheel in lijn waren met Fechner’s law:

A

 De vergelijking is grofweg nauwkeurig, maar houdt geen stand bij hoge en lage intensiteiten
 Absolute thresholds verschillen per persoon, of soms zelfs in een persoon van tijd tot tijd
 Jnd is geen correcte meeteenheid, omdat het niet zo vanzelfsprekend is als bijv. centimeters
 Power law / Stevens’ law
Voor sommige stimuli, zoals elektrische schok, stijgen de subjectieve intensiteiten sneller dan
de fysieke intensiteiten (dit was tegengesteld aan wat Weber en Fechner beweerden).
 S = kPn
Bij n < 1 is deze wet gelijk aan Fechner’s law, maar bij n > 1 is die van toepassing op
stimuli waarbij subjectieve intensiteiten sneller (exponentieel) stijgen dan fysieke.
 S. Smith Stevens (1906-1973)
Amerikaanse psycholoog van de universiteit Harvard.
 Ook deze wet bleek een grove benadering die het meest nauwkeurig is rond
gemiddelde intensiteiten, en gevoelig voor schommelingen per persoon/situatie

26
Q

Hoe Helmholtz en Fechner de kloof tussen noumenale en fenomenale wereld (deels) overbrugden:

A

 Helmholtz liet zien dat onze zintuigen zich kunnen aanpassen op basis van (leer)ervaringen,
en de organisatie van waarnemingen dus niet uitsluitend aangeboren is
 Fechner liet zien dat er regelmatigheden zijn tussen de natuurkundige werkelijkheid en onze
subjectieve waarneming, weliswaar geen een-op-een relatie maar regelmatige samenhang

27
Q

Gestalt psychologie

A

Aanpak binnen de psychologie die focust op de manier waarop de geest
ervaringen en percepties organiseert als gehelen die meer zijn dan een
optelling van hun afzonderlijke delen.

28
Q

Een aantal bekende Gestalt psychologen:

A

 Christian von Ehrenfels (1859-1932)
Schreef als eerste over Gestalt kwaliteiten die niet op te delen waren in afzonderlijke
sensorische elementen, maar onderdeel waren van objecten of ideeën als geheel.
 Max Wertheimer (1880-1943)
Student van Ehrenfels en een van de grondleggers van Gestalt psychologie.
 Kurt Koffka (1886-1941)
Samen met Wertheimer en Kohler een van de grondleggers van Gestalt psychologie.
 Wolfgang Kohler (1887-1967)
Samen met Wertheimer en Koffka een van de grondleggers van Gestalt psychologie.

29
Q

Apparent movement

A

De perceptie van continue beweging die zich voordoet als je naar elkaar
opvolgende afbeeldingen kijkt die steeds iets van elkaar verschillen.
Wertheimer was geïnspireerd door het bestuderen van deze optische illusie.

30
Q

Phi phenomenon

A

Een apparent movement waarbij ook sprake lijkt van beweging doordat
geprojecteerde lichtbeelden elkaar met een bepaalde snelheid opvolgen.
Twee of meerdere ruimtelijk gescheiden lichten die na elkaar oplichten
kunnen de illusie van een bewegend balletje scheppen. Lichten de lichtjes
echter te snel na elkaar op dan lijkt het alsof ze tegelijk oplichtten, en als ze
te traag na elkaar oplichten dan zie je geen verband tussen de twee (en geen
beweging). Dit fenomeen is eigenlijk een versimpelde versie van de film en
werd voor het eerst beschreven door Wertheimer.

31
Q

Volgens Gestalt psychologen vindt perceptie altijd plaats in een veld dat bestaat uit:

A

 Figure
De hele entiteit die bewust wordt waargenomen.
 Ground
De noodzakelijke achtergrond waartegen de figuur wordt gedefinieerd.

Figure and ground: Volgens het Gestalt concept kan de figuur niet bestaan zonder achtergrond. Je
kunt letters bijvoorbeeld alleen lezen als de achtergrond lichter van kleur is.
Daarbij kun je de figuur en de achtergrond nooit tegelijkertijd bewust
waarnemen, maar soms kunnen de twee wisselen (figuur 4.10 blz. 163).

32
Q

Simplify and organize

A

Volgens de Gestalt psychologie worden hele figuren versimpeld en
georganiseerd weergegeven in hun perceptieveld. Dit gebeurt volgens de
principes van contiguity (nabijheid) en similarity (gelijkenis). Mensen zien op
basis hiervan bijvoorbeeld groepjes en rijen (figuur 4.11 blz. 163).

33
Q

Andere zintuigen

A

De figure and ground en simplify and organize Gestalt principes zijn ook van
toepassing op andere zintuigen, zoals het gehoor. Geluiden kun je
bijvoorbeeld alleen horen tegen een relatief neutrale achtergrond, en
complexe elkaar opeenvolgende geluiden kunnen worden georganiseerd in
eenvoudigere groepen of patronen.

34
Q

Hoe de Gestalt psychologen het standpunt van Kant juist bevestigden (kloof tussen de werelden):

A

 Ze lieten zien dat spaarzame en onvolledige ervaringen door onze cognitie met behulp van
simpele principes worden aangevuld en geïnterpreteerd als een volledig beeld van de wereld
 Nabijheid van stimuli
 Overeenkomstigheid van stimuli
 Opeenvolging van stimuli
 Je zou dit kunnen interpreteren als Kantiaanse categorieën die ons helpen om ruwe
ervaringen uit de noumenale wereld te ordenen tot een begrijpelijke fenomenale wereld

35
Q

Hypothese Kohler

A

De hypothese psychophysical isomorphism stelt dat psychologische feiten en
de onderliggende gebeurtenissen in de hersenen structurele en relationele
eigenschappen hebben die op elkaar lijken, maar niet identiek zijn. Je zou
kunnen stellen dat perceptuele en hersenprocessen op elkaar lijken, zoals een
kaart lijkt op het afgebeelde land.

36
Q

Latere aanhangers van de Gestalt psychologie en hun werk:

A

 Kurt Goldstein (1878-1965)
Duitse neuroloog die samen met Kohler, in aangepaste vorm, verder werkte aan de antilokalisatie traditie die was ingezet door Flourens, Franz en Lashley (zie hoofdstuk 3).
 Kurt Lewin (1890-1947)
 Life space
Volgens Lewin bevindt elk individu zich in een uniek psychologisch veld, dit is op te
vatten als de totaliteit van iemands psychologische situatie op een gegeven moment.
 Iemands fysieke en sociale omgeving volgens diens perceptie
 Iemands veranderende motieven en acties, of beweging in de life space
 Deze samen creëren krachten in het veld die iemands gedrag bepalen
 Solomon Asch
Een student van Wertheimer en collega van Kohler die suggestibiliteit bestudeerde.