Uitdrukkingen blok 3 Flashcards

1
Q

afrekenen op

A

beoordelen naar zijn prestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onder curatele stellen

A

onder voogdij stellen ten aanzien van het beheer van middelen, gezegd van een persoon, een bedrijf of instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aan de kaak stellen

A

wijzen op het schandelijke ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

op de spits drijven

A

er tot het uiterste mee doorgaan, waardoor de tegenstellingen worden verscherpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afbreuk doen aan

A

verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een lans breken voor

A

het opnemen voor iemand of een bepaalde zaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het hoofd bieden aan

A

weerstand bieden aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

inherent zijn aan

A

van nature verbonden zijn met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

met open vizier

A

openlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niets onverlet laten om

A

alles in het werk stellen om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op gespannen voet staan

A

moeilijk samengaan met, niet overeenkomen met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

prat gaan op

A

trots zijn op iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschoond blijven aan

A

niets te maken hebben met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zich niets gelegen laten liggen

A

zich niets aantrekken van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zwaar tillen aan

A

iets erg belangrijk vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly