H7: Chronobiologie - slaap en de biologische klok Flashcards

1
Q

op welke manier verlopen de meeste fysiologische processen?

A

cyclisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom verlopen de meeste fysiologische processen cyclisch? (2 redenen)

A
  • zich aanpassen aan/beschermen tegen cycli in de natuur
  • constant metabolisme is slecht (hersenen + hart hebben nood aan rustfasen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke tijdcycli in de natuur zijn astronomisch bepaald? hoelang duren ze?

A
  • dag (24u)
  • maand (27,32 dagen)
  • jaar (365,25 dagen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe wordt een cyclus van 24u nog genoemd?

A

een circadiaan ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek lichaamstemperatuur obv cicardiaan ritme

A

overdag hoog, na middernacht laagste
- lichaamstemperatuur koud als planeet koud is
- ook interne klok (bij allemaal constanten schommelt de lichaamstemperatuur ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een zeitgeber?

A

een factor die zorgt dat je interne klok juist staat, die aangeeft wat het ritme is van de astronomische eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tussen welke 2 soorten maancycli wordt er een onderscheid gemaakt? hoelang duren ze?

A
  • gravitationele maancyclus: tijd tss maan die 2 keer dichtst tegen de aarde staat -> 27,32 dagen
  • synodische maancyclus: tijd tss 2 volle manen -> 29,53 dagen (aarde heeft zich intussen ook verplaatst en dit duurt dus langer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

van wat is de maancyclus een (zwak) voorbeeld?

A

een zeitgeber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het verband tss de maancyclus en iemand zijn slaappatroon? hoe werd dit onderzocht?

A

registratie bij dorp zonder, met weinig, met veel elektriciteit, en stad waar men de maan niet kan zien
- volle maan (veel licht) -> weinig slapen (later slapen maar op zelfde moment wakker)
- nieuwe maan (wenig licht) -> veel slapen
=> zelfs zo bij mensen die maan niet kunnen zien of die niets afweten van de standen vd maan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

breng maandstonden in verband met de maandcyclus: wat hebben ze met elkaar te maken? hoe verschillen vrouwen van verschillende leeftijden? wanneer menstrueren vrouwen tov maancyclus?

A
  • maancycylus = 28 dagen, menstruatiecyclus ook
  • vrouwen > 35 jaar: cyclus v 26d
  • vrouwen < 35 jaar: cyclus v 28-30d
  • start menstruatie: meestal bij nieuwe of volle maan
  • start bij volle maan = ovulatie bij nieuwe maan (= vroeg in bed + meer vruchtbaar -> meer kans op voortplanten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe hebben jaarritmes/seizoensvariatie invloed op dieren?

A

ze houden een winterslaap, lente is meestal het voortplantingsseizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe hebben jaarritmes/seizoensvariatie invoed op de mens? hoe kan je ze zien?

A
  • winter = langer slapen
  • stemming : winter blues
  • lichaamsgewicht schommelt per seizoen
  • meer geboortes in het najaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom komen 17-jaars-cicaden maar om de 17 jaar uit de grond?

A

17 is een priemgetal. als ze elk jaar zouden voorkomen, zouden de roofdieren telkens terugkomen. als ze een paar jaar niet komen, blijven roofdieren op den duur ook weg. een priemgetal is voor hen moeilijk bij te houden en dit is positief voor de voortplanting van de cicaden. het is dus zo geëvolueerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe toonde De Mairian aan dat cycli van bloemen onafhankelijk zijn van de natuur?

A

ze behouden hun ritme bij constante temperatuur, een voortdurend lichte doos …
wanneer een bloem werd vervoerd in een doos van parijs naar ny, bleef de bloem parijs tijd aanhouden tot de doos openging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat ontdekte Linnaeus als het gaat om de cycli van bloemen?

A

de bloemenklok is tot op 30 minuten nauwkeurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de kenmerken van onze interne klok? hoe kan dit onderzocht worden?

A

mensen in een tijdvrije ruimte plaatsen zodat er geen enkele zeitgeber aanwezig is
- we vertrouwen puur op onze interne klok
1 cycli = tss 23 en 28 uur (gemiddeld 24,5)
-> om 24 uur te behouden in het echte leven, doen we een constante aanpassing aan licht
- mogelijkheid om interne klok bij te stellen/te synchroniseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke 2 dingen zorgen voor ons 24-uurs ritme?

A
  • interne klok
  • externe factoren (zeitgebers)
18
Q

waarom stellen we onze interne klok elke dag bij? wat zijn de limieten hiervan?

A

zodat we ons kunnen synchroniseren met de buitenwereld -> zo kunnen we in een andere tijdszone leven of over een jetlag geraken
- we kunnen maar 1a2 uur per dag onze klok bijstellen

19
Q

wat zorgt ervoor dat we onze biologische klok elke dag kunnen bijstellen?

A

verschillende zeitgebers:
- licht (retinale fotoreceptoren)
- voedsel (lever)

20
Q

wat zijn de eventuele gevolgen van het dagelijks bijstellen van onze interne klok?

A
  • phase-advance (slaap- en opsta-tijd komt vroeger in de dag)
  • phase-delay (slaap- en opsta-tijd komt later in de dag)
21
Q

hoe heet de fysiologische klok? uit wat bestaat hij? hoe wordt hij nog genoemd?

A

de suprachiasmatische nucleus / circadian oscillator / pacemaker
-> 2 x 10 000 neuronen in de hypothalamus
-> ‘klokgenen’

22
Q

wat hebben klokgenen te maken met onze fysiologische klok? wat beïnvloedt een klokgen nog?

A

klokgen = eiwit (dna->rna->eiwit)
eiwit onderdrukt zijn eigen expressie + werkt uit na 24u (na 24u nieuw eiwit en klokgen aanmaken) -> 24u=ook interne klok
-> klokgen beïnvloedt aantal AP per seconde

23
Q

op welke manier regelen lichtsignalen onze interne klok?

A
  1. lichtsignaal op de retina
  2. induceren van melanopsine: melanopsine houdt activiteit van suprachiasmatische nucleus (fysiologische klok) tegen
    => neurale verbinding tss retina en suprachiasmatische nucleus -> zo interne klok bijstellen
    EN
    inhiberen v afscheiding melatonine (slaaphormoon)
    => donker: inhibitie valt weg -> slaaphormoon geproduceerd door pijnappelklier
24
Q

als je weet hoe lichtsignalen de interne klok regelen, wat zou dan kunnen helpen tegen jetlag en slapeloosheid?

A

melatoninepillen (pillen met slaaphormoon)

25
Q

door welke 2 processen wordt onze waak-slaapcyclus aangestuurd?

A
  • C-proces: cardiaanse ritme (ongeveer 24u) -> overdag wakker, ‘s nachts niet
  • S-proces: bepaalt slaapdruk door adenosineopbouw -> als we slapen neemt de slaapdruk af
26
Q

hoe werkt de adenosineopbouw?

A
  • adenosine bindt zich doorheen de dag op adenosine receptoren
  • hoe meer verbindingen, hoe vermoeider, hoe hoger de slaapdruk (cummulatief proces)
  • slapen = adenosine receptoren weer vrij = slaapdruk weg
27
Q

als je kijkt naar het verband tss het C-proces en het S-proces, wanneer zijn we dan het meest wakker en het meest slaperig?

A
  • meest wakker: kleine afstand tss de 2 lijnen op een grafiek
  • meest slaperig: grote afstand tss de 2 lijnen op een grafiek
28
Q

hoe zorgt cafeïne ervoor dat we niet slaperig worden?

A

cafeïne blokkeert de adenosine-receptoren
er kan dus geen adenosine op binden -> er wordt geen slaapdruk opgebouwd -> we blijven actief

29
Q

bespreek het proces van slaaponthouding (nachtje door)

A

’s avonds beginnen
1. slaapdruk (adenosine) blijft zichzelf opbouwen
2. tijdens nacht -> zeer slaperig (door melatonine productie
3. ochtend -> iets minder slaperig (licht inhibeert melatonine productie) -> afstand tss 2 processen verkleint
4. volgende avond: hele grote afstand tss 2 processen (grote slaapdruk + melatonine productie) -> zeer slaperig

30
Q

welke 2 soorten slaap bestaan er? hoe verhouden ze zich tot elkaar?

A

slow wave slaap en REM slaap -> ze wisselen elkaar af

31
Q

wat zijn kenmerken van REM-slaap? (5)

A
  1. EEG desynchroniteit (snelle, onregelmatige hersenactiviteit)
  2. snelle oogbewegingen (rapid eye movement)
  3. dromen
  4. erectie of vaginale secretie
  5. gebrek aan activiteit skeletspieren
32
Q

wat zijn kenmerken van de slow wave slaap, (4)

A
  1. EEG synchroniteit (langzame hersengolven met grote amplitude -> neuronen vuren min of meer tegelijkertijd)
  2. gebrek aan genitale activiteit
  3. trage of geen oogbewegingen
  4. matige activiteit skeletspieren
33
Q

welke breinregio’s zijn actief tijdens de REM-slaap? en welke juist niet?

A

WEL
1. occipitale cortex (behalve striate cortex)
2. extrastriate cortex (hallucinaties tijdens het dromen)
NIET
1. striate cortex (gebrek aan visuele input)
2. prefrontale cortex (structuur en logica -> komt niet in dromen voor)

34
Q

wat is het verband tussen slaap en de hersenen?

A

hersenen zijn de hele dag actief, maar ‘s nacht wordt alle informatie geconsolideerd (=vastgelegd) en herschikt

35
Q

er is een onderzoek geweest over het verband tussen slaap en de hersenen. wat was het onderzoek? wat waren de resultaten?

A

ONDERZOEK
pp voert taak uit -> daarna nog een taak met verschillende condities
RESULTATEN
- geen slaap: veel slechtere prestatie
- alleen slow wave slaap: bijna hetzelfde, iets slechter
- slow wave slaap + REM-slaap: veel betere prestatie

36
Q

waarom is slaap evolutionair gezien niet interessant? en wat spreekt dit argument tegen?

A

we kunnen opgegeten worden tijdens onze slaap, maar slaap bestaat nog -> het heeft dus een zeer belangrijke functie

37
Q

hoe slapen dolfijnen? welke dieren doen dit nog? hoe kan je dit vergelijken met hoe mensen slapen?

A

DOLFIJNEN
afwisseling tss linker- en rechterhemisfeer laten slapen
VOGELS
wisselen ook tussen hemisferen (rechter vogel laat rechterhemisfeer slapen)
MENSEN
er is een rollenpatroon voor slaap -> waakfunctie

38
Q

wat hebben verschillende chronotypes bij mensen te maken met slaap?

A

verschillende chronotypes -> we hebben niet allemaal hetzelfde bioritme
bv. tieners gaan later slapen
bv. vroege vogel vs nachtuil

39
Q

wat is een social jetlag? hoe kan je dit aantonen

A

hoeveel het opgelegde ritme afwijkt van het bioritme
AANTONEN
hoe laat sta je verplicht op in de week?
tot hoe laat slaap je uit in het weekend?

40
Q

waarom bevalt de mens vaker ‘s nachts?

A

het is evolutionair gezien veiliger