Week 2 boek (deel 2) Flashcards

H5 + H6 + H18.4

1
Q

Wat is een statusset?

A

Ale statusposities die we op een bepaald moment innemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een toegeschreven status?

A

Een sociale positie die je bij de geboorte meekrijgt of tegen je wil in gegeven wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een verworven status?

A

Een sociale positie die je vrijwillig inneemt en die je capaciteiten en inspanningen weerspiegelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de masterstatus?

A

De status die een speciale betekenis heeft voor je sociale identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een rol?

A

Gedrag dat je verwacht bij een bepaalde status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een rolset?

A

Het aantal rollen dat aan 1 statuspositie is verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een rolconflict en rolspanning?

A

Conflict is wanneer er een conflict is TUSSEN de rollen
Spanning is wanneer spanning aan 1 rol de andere rol erbij betrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat stelt het Thomas-theorema?

A

If men define situations as real, they are real in their consequences

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is dramaturgische analyse?

A

Studie naar interacties in termen van toneeluitvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ontstaat humor?

A

Wanneer er onverwacht een cultuurpatroon wordt doorbreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn functies van humor?

A

Het is een uitlaatklep voor problematische gevoelens, en we kunnen het gebruiken om ons te ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen een primaire en secundaire groep?

A

Een primaire groep is een groep waarin iedereen persoonlijke en duurzame relaties met elkaar onderhouden. In een secundaire groep gaat het vooral om een doel of activiteit nastreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is groepsdenken?

A

De neiging om te conformeren aan de groep waardoor er tunnelvisie ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn 3 patronen van sociale interactie?

A

Grote groepen keren naar binnen, heterogene groepen keren zich naar buiten en fysieke grenzen creëren sociale grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn 3 formele organisatietypen?

A
  1. Utilitaire organisaties (betaalt voor inspanning)
  2. Normatieve organisaties (waardevol doel nastreven)
  3. Dwangregime
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is bureaucratie?

A

Een organisatiemodel in de samenleving met oog op efficiënte taakuitvoering

17
Q

Wat zijn 6 kenmerken van de ideale bureaucratie volgens Weber?

A
  1. Specialisatie
  2. Hierarchie
  3. Regels & regelementen
  4. Technische competentie
  5. Onpersoonlijkheid
  6. Formele en schriftelijke informatie
18
Q

Wat is bureaucratisch ritualisme?

A

Wanneer een organisatie zich zo hard richt op regels en regelementen dat het niet meer toekomt aan het eigenlijke werk

19
Q

Wat is bureaucratische inertie?

A

De neiging van organisaties om zichzelf in stand te houden wanneer de doelstelling al is behaald

20
Q

Wat is scientific management?

A

Het werk van werknemers opdelen in kleine en efficiënte stukjes en dat verdelen

21
Q

Wat zijn McJobs?

A

Banen waarbij creativiteit geen rol speelt

22
Q

Wat zijn de 4 belangrijkste kenmerken van een McDonalds-samenleving?

A
  1. Efficiëntie
  2. Kwantificeerbaarheid
  3. Voorspelbaarheid
  4. Controle
23
Q

Wat is een massamaatschappij?

A

Een samenleving waarin welvaart en bureaucratie voor lossere sociale banden hebben gezorgd

24
Q

Wat zij negatieve dingen die kunnen opkomen door de massamaatschappij?

A

Egocentrisme, anomie, het gevoel hebben dat jouw stem er niet toe doet, minder cultureel erfgoed, etc.