SM3. Theory of flight Flashcards

1
Q

Wat is het glijgetal?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De verhouding tussen de horizontale afgelegde afstand en de verticale afname van hoogte bij een glijvlucht.
B)) Geeft aan bij welke invalshoek een vliegtuig de efficiëntste glijvlucht kan ondergaan.
C)) De snelheid waarbij het vliegtuig het meeste afstand kan afleggen.
D)) Het omgekeerde van de weerstand/drag en geeft aan hoe efficiënt een vliegtuig kan ‘vliegen’ indien de voortstuwing wegvalt.
E)) De snelheid waarbij het vliegtuig het langste afstand kan afleggen.

A

Oplossing;
A)) De verhouding tussen de horizontale afgelegde afstand en de verticale afname van hoogte bij een glijvlucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat geeft de snelheidspolaire weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een grafiek die voor elke vliegsnelheid van een (niet-voortgestuwde) glijvlucht weergeeft wat de bijhorende daalsnelheid is.
B)) Een grafiek die voor elke vliegsnelheid van een (niet-voortgestuwde) glijvlucht weergeeft wat de bijhorende invalshoek is.
C)) Een grafiek die weergeeft wat de minimale- en maximale vliegsnelheden zijn.
D)) Een grafiek die voor elke vliegsnelheid van een (niet-voortgestuwde) glijvlucht weergeeft wat het minimale vereiste vermogen is.
E)) Een gragiek die voor elke vliegsnelheid van een (niet-voortgestuwde) glijvlucht weergeeft wat de bijhorende weerstand is.

A

Oplossing;
A)) Een grafiek die voor elke vliegsnelheid van een (niet-voortgestuwde) glijvlucht weergeeft wat de bijhorende daalsnelheid is.

Opmerking(en):
C)) Dit (en nog meer) kan men afleiden uit het manoeuvreerdiagram (= flight envelope).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij het aansturen van het hoogteroer zal het vliegtuig …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) pitchen
B)) rollen
C)) yaw’en

A

Oplossing;
A)) pitchen

Opmerking(en):
Algemeen: Dit hoogteroer (= elevator) is het horizontale stuurvlak dat zich achteraan bij de horizontale stabilisator bevindt.
B)) Rollen doet een vliegtuig met de rolroeren (= ailerons). Deze rolroeren (= ailerons) bevinden zich bij de vleugels achteraan en zijn zo ver mogelijk van de romp verwijdert zodat de moment arm het grootste is waardoor ze ook het meeste effect hebben.
C)) Yaw’en doet een vliegtuig door het aansturen van het richtingsroer (= rudder). Dit richtingsroer (= rudder) is het verticale stuurvlak dat zich achteraan bij de staartvleugel bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij het aansturen van de “elevator” zal het vliegtuig …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) yaw’en
B)) rollen
C)) pitchen

A

Oplossing;
C)) pitchen

Opmerking(en):
Algemeen: Dit hoogteroer (= elevator) is het horizontale stuurvlak dat zich achteraan bij de horizontale stabilisator bevindt.
A)) Yaw’en doet een vliegtuig door het aansturen van het richtingsroer (= rudder). Dit richtingsroer (= rudder) is het verticale stuurvlak dat zich achteraan bij de staartvleugel bevindt.
B)) Rollen doet een vliegtuig met de rolroeren (= ailerons). Deze rolroeren (= ailerons) bevinden zich bij de vleugels achteraan en zijn zo ver mogelijk van de romp verwijdert zodat de moment arm het grootste is waardoor ze ook het meeste effect hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij het aansturen van de “rolroeren” zal het vliegtuig …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) yaw’en.
B)) pitchen
C)) rollen

A

Oplossing;
C)) rollen

Opmerking(en):
Algemeen: Deze rolroeren (= ailerons) bevinden zich bij de vleugels achteraan en zijn zo ver mogelijk van de romp verwijdert zodat de moment arm het grootste is waardoor ze ook het meeste effect hebben.
A)) Yaw’en doet een vliegtuig door het aansturen van het richtingsroer (= rudder).
B)) Pitchen doet een vliegtuig door het aansturen door het hoogteroer. (= elevator)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij het aansturen van de “ailerons” zal het vliegtuig …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) rollen
B)) pitchen
C)) yaw’en.

A

Oplossing;
A)) rollen

Opmerking(en):
Algemeen: Deze rolroeren (= ailerons) bevinden zich bij de vleugels achteraan en zijn zo ver mogelijk van de romp verwijdert zodat de moment arm het grootste is waardoor ze ook het meeste effect hebben.
B)) Pitchen doet een vliegtuig door het aansturen door het hoogteroer. (= elevator)
C)) Yaw’en doet een vliegtuig door het aansturen van het richtingsroer (= rudder).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij het aansturen van het richtingsroer zal het vliegtuig …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) pitchen
B)) yaw’en
C)) rollen

A

Oplossing;
B)) yaw’en

Opmerking(en):
Algemeen: Dit richtingsroer (= rudder) is het verticale stuurvlak dat zich achteraan bij de staartvleugel bevindt.
A)) Pitchen doet een vliegtuig door het aansturen door het hoogteroer (= elevator). Dit hoogteroer is het horizontale stuurvlak dat zich achteraan bij de horizontale stabilisator bevindt.
C)) Rollen doet een vliegtuig met de rolroeren (= ailerons). Deze rolroeren (= ailerons) bevinden zich bij de vleugels achteraan en zijn zo ver mogelijk van de romp verwijdert zodat de moment arm het grootste is waardoor ze ook het meeste effect hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij het aansturen van de “rudder” zal het vliegtuig …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) pitchen
B)) yaw’en
C)) rollen

A

Oplossing;
B)) yaw’en

Opmerking(en):
Algemeen: Dit richtingsroer (= rudder) is het verticale stuurvlak dat zich achteraan bij de staartvleugel bevindt.
A)) Pitchen doet een vliegtuig door het aansturen door het hoogteroer (= elevator). Dit hoogteroer is het horizontale stuurvlak dat zich achteraan bij de horizontale stabilisator bevindt.
C)) Rollen doet een vliegtuig met de rolroeren (= ailerons). Deze rolroeren (= ailerons) bevinden zich bij de vleugels achteraan en zijn zo ver mogelijk van de romp verwijdert zodat de moment arm het grootste is waardoor ze ook het meeste effect hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar bevinden de rolroeren (= ailerons) zich bij een vliegtuig?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) achteraan de horizontale staartvleugel.
B)) achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.
C)) achteraan de vleugels, meestal zo dicht mogelijk bij de romp.
D)) achteraan de verticale staartvleugel

A

Oplossing;
B)) achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.

Opmerking(en):
Algemeen: Hoe verder een rolroer van de rol-as ligt, hoe groter het rolmoment is bij dezelfde kracht. (M = F·d)
A)) Het hoogteroer bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel.
C)) De achterrandkleppen (= flaps) bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo dicht mogelijk bij de romp.
D)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Achteraan de vleugel, meestal zo ver mogelijk verwijdert van de romp bevindt zich …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een winglet.
B)) een stroomlijnkap.
C)) het richtingsroer.
D)) het rolroer.
E)) het hoogteroer.

A

Oplossing;
D)) het rolroer.

Opmerking(en):
Algemeen: Hoe verder een rolroer van de rol-as ligt, hoe groter het rolmoment is bij dezelfde kracht. (M = F·d)
C)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.
E)) Het hoogteroer bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nummer 81 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) het rolroer.
B)) het richtingsroer.
C)) het hoogteroer.
D)) een stroomlijnkap.
E)) een winglet.

A

Oplossing;
A)) het rolroer.

Opmerking(en):
Algemeen: Hoe verder een rolroer van de rol-as ligt, hoe groter het rolmoment is bij dezelfde kracht. (M = F·d)
B)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.
C)) Het hoogteroer bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar bevindt het hoogteroer (= elevator) zich bij een vliegtuig?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.
B)) achteraan de verticale staartvleugel.
C)) achteraan de horizontale staartvleugel.
D)) achteraan de vleugels, meestal zo dicht mogelijk bij de romp.

A

Oplossing;
C)) achteraan de horizontale staartvleugel.

Opmerking(en):
A)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.
B)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.
D)) De achterrandkleppen (= flaps) bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo dicht mogelijk bij de romp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk stuurvlak bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) richtingsroer
B)) hoogteroer
C)) Achteraan de horizontale staartvleugel is er geen stuurvlak.
D)) rolroer.

A

Oplossing;
B)) hoogteroer

Opmerking(en):
A)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.
D)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nummer 82 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) het hoogteroer
B)) het richtingsroer
C)) de rolroer.
D)) een stroomlijnkap.
E)) een winglet.

A

Oplossing;
A)) het hoogteroer

Opmerking(en):
B)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.
C)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Achteraan de horizontale staartvleugel bevindt zich …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een winglet.
B)) een stroomlijnkap.
C)) de rolroer.
D)) het richtingsroer
E)) het hoogteroer

A

Oplossing;
E)) het hoogteroer

Opmerking(en):
C)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.
D)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar bevindt het richtingsroer (= rudder) zich bij een vliegtuig?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) achteraan de vleugels, meestal zo dicht mogelijk bij de romp.
B)) achteraan de horizontale staartvleugel.
C)) achteraan de verticale staartvleugel.
D)) achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.

A

Oplossing;
C)) achteraan de verticale staartvleugel.

Opmerking(en):
A)) De achterrandkleppen (= flaps) bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo dicht mogelijk bij de romp.
B)) Het hoogteroer bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel.
D)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nummer 83 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) het richtingsroer.
B)) het hoogteroer.
C)) de rolroer.
D)) een achterrandklep
E)) een winglet.

A

Oplossing;
A)) het richtingsroer.

Opmerking(en):
B)) Het hoogteroer bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel.
C)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat geeft de belastingfactor weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) het aantal G-krachten dat een vliegtuig maximaal aankan vooraleer er structurele schade optreedt.
B)) het aantal G-krachten dat een vliegtuig maximaal aankan vooraleer het structureel faalt.
C)) de verhouding tussen het totaalgewicht van het vliegtuig (inclusief brandstof, cargo en personen) ten opzichte van het gewicht van een leeg vliegtuig.
D)) de maximale liftkracht die het vliegtuig aankan.
E)) de verhouding tussen de liftkracht die op het vliegtuig inwerkt en zijn gewicht

A

Oplossing;
E)) de verhouding tussen de liftkracht die op het vliegtuig inwerkt en zijn gewicht

Opmerking(en):
A)) Dit is de maximale belastingsfactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Door welke eenheid wordt de belastingsfactor weergegeven?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) G
B)) Nm²
C)) N/m²
D)) Pascal.
E)) Newton.

A

Oplossing;
A)) G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat geeft de overtreksnelheid weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De maximale snelheid waarbij een vliegtuig veilig kan vliegen zonder structuurschade.
B)) De minimale snelheid die een vliegtuig moet hebben in een evenwichtsvlucht om niet te overtrekken.
C)) De minimale vliegsnelheid die een vliegtuig nodig heeft om in een bepaalde situatie voldoende lift te kunnen genereren zonder te overtrekken.
D)) De minimale snelheid die nodig is om op te kunnen stijgen.
E)) de snelheid waaronder een vliegtuig zou overtrekken indien men de maximale belastingsfactor zou overschrijden.

A

Oplossing;
C)) De minimale vliegsnelheid die een vliegtuig nodig heeft om in een bepaalde situatie voldoende lift te kunnen genereren zonder te overtrekken.

21
Q

Welke snelheid beschrijft de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de aardoppervlakte?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) TAS
B)) IAS
C)) CAS
D)) Machgetal
E)) GS

A

Oplossing;
E)) GS

Opmerking(en):
Algemeen: GS = Ground Speed
A)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom.
B)) de TAS
C)) TAS

22
Q

Wat geeft de ‘TAS’ weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) de verhouding tussen de snelheid van de stroming en de snelheid van het geluid.
B)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom.
C)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de aardoppervlakte.
D)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten.
E)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, rekening houdend met meetfouten.

A

Oplossing;
B)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom.

Opmerking(en):
Algemeen: TAS = True AirSpeed
A)) Dit is het Machgetal
C)) Dit is de GS.
D)) Dit is de IAS.
E)) Dit is de CAS.

23
Q

Welke snelheid beschrijft de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) CAS
B)) GS
C)) IAS
D)) Machgetal
E)) TAS

A

Oplossing;
E)) TAS

Opmerking(en):
Algemeen: TAS = True AirSpeed
A)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten.
B)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom.
C)) IAS
D)) ‘CAS’ is de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, rekening houdend met meetfouten.

24
Q

Wat geeft de ‘IAS’ weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten.
B)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom.
C)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de aardoppervlakte.
D)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, rekening houdend met meetfouten.
E)) de verhouding tussen de snelheid van de stroming en de geluidsnelheid.

A

Oplossing;
A)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten.

Opmerking(en):
Algemeen: IAS = Indicated AirSpeed
B)) Dit is de TAS.
C)) Dit is de GS.
D)) Dit is de CAS.
E)) Dit is het Machgetal

25
Q

Wat geeft de ‘CAS’ weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, rekening houdend met meetfouten.
B)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten.
C)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de aardoppervlakte.
D)) de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de luchtstroom.
E)) de verhouding tussen de snelheid van de stroming en de geluidsnelheid.

A

Oplossing;
A)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, rekening houdend met meetfouten.

Opmerking(en):
Algemeen: CAS = Calibrated AirSpeed
B)) Dit is de IAS.
C)) Dit is de GS.
D)) Dit is de TAS.
E)) Dit is het Machgetal

26
Q

Welke snelheid beschrijft de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, maar rekening houdend met (eventuele) meetfouten?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Machgetal
B)) GS
C)) CAS
D)) TAS
E)) IAS

A

Oplossing;
C)) CAS

Opmerking(en):
Algemeen: CAS = Calibrated AirSpeed
A)) de verhouding tussen de snelheid van de stroming en de snelheid van het geluid.
B)) TAS
E)) de snelheid van het vliegtuig volgens de meetinstrumenten, rekening houdend met meetfouten.

27
Q

Wat geeft het Machgetal weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) om de belastingsfactor uit te drukken.
B)) de verhouding weer tussen de liftkracht en het gewicht van het vliegtuig.
C)) de verhouding weer tussen het gewicht van het vliegtuig en de liftkracht.
D)) de verhouding tussen de luchtsnelheid en de geluidsnelheid.
E)) het aantal g-krachten weer dat de personen in het vliegtuig ervaren.

A

Oplossing;
D)) Het Machgetal is de verhouding tussen de luchtsnelheid en de geluidsnelheid.

Opmerking(en):
B)) Dit is de belastingsfactor.

28
Q

Welke snelheid beschrijft de verhouding van de snelheid van het vliegtuig t.o.v. de stroming, en de snelheid van het geluid?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Machgetal
B)) IAS
C)) GS
D)) CAS
E)) TAS

A

Oplossing;
A)) Machgetal

29
Q

Wat geeft het VMO weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De maximale snelheid die structureel mogelijk is in een horizontale evenwichtsvlucht. Als deze snelheid overschreden wordt kan er structurele schade of zelfs falen optreden.
B)) De snelheid aan tot waar men manoeuvres kan uitvoeren zonder dat men zich moet zorgen maken om het overschrijden van de maximale belastingsfactor.
C)) De snelheid waarna de negatieve gevolgen van schokgolven drastisch beginnen toe te nemen.
D)) De maximale snelheid bij slechte vliegcondities. Het overschrijden van deze snelheid kan bij slechte vliegcondities leiden tot een overbelasting die structurele schade of zelfs tot falen kan leiden.
E)) De snelheid waarbij het kritisch Machgetal bereikt wordt.

A

Oplossing;
C)) De snelheid waarna de negatieve gevolgen van schokgolven drastisch beginnen toe te nemen.

Opmerking(en):
Algemeen: (VMO wordt uitgedrukt in KCAS en MMO wordt uitgedrukt in Mach, voor de rest zijn het beiden maximum operating limits.
A)) Dit is de never exceed speed (zie manoeuvreerdiagram)
B)) Dit is de manoeuvreersnelheid (zie manoeuvreer diagram)
D)) Dit is de normal operating speed (zie manoeuvreerdiagram)
E)) De VMO zal net iets groter zijn dan het kritisch Machgetal. Als de snelheid het kritisch Machgetal overschrijdt dan zullen er schokgolven beginnen op te treden, maar zolang men niet te ver boven het kritisch Machgetal gaat zullen de schokgolven en de bijhorende gevolgen relatief klein zijn.

30
Q

Wat geeft het MMO weer?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De snelheid waarna de negatieve gevolgen van schokgolven drastisch beginnen toe te nemen.
B)) De snelheid waarbij het kritisch Machgetal bereikt wordt.
C)) De maximale snelheid die structureel mogelijk is in een horizontale evenwichtsvlucht. Als deze snelheid overschreden wordt kan er structurele schade of zelfs falen optreden.
D)) De snelheid aan tot waar men manoeuvres kan uitvoeren zonder dat men zich moet zorgen maken om het overschrijden van de maximale belastingsfactor.
E)) De maximale snelheid bij slechte vliegcondities. Het overschrijden van deze snelheid kan bij slechte vliegcondities leiden tot een overbelasting die structurele schade of zelfs tot falen kan leiden.

A

Oplossing;
A)) De snelheid waarna de negatieve gevolgen van schokgolven drastisch beginnen toe te nemen.

Opmerking(en):
Algemeen: (VMO wordt uitgedrukt in KCAS en MMO wordt uitgedrukt in Mach, voor de rest zijn het beiden maximum operating limits.

31
Q

Wat is buffeting?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Buffeting is een aerodynamisch effect waarbij er schokgolven ontstaan.
B)) Buffeting is het afnemen van liftkracht bij het toenemen van de invalshoek
C)) Buffeting is het trillen/schudden van het vliegtuig
D)) Buffeting is een combinatie van roll en yaw
E)) Buffeting is het (ongewenst) naar onder pitchen van de neus

A

Oplossing;
C)) Buffeting is het trillen/schudden van het vliegtuig

Opmerking(en):
A)) Buffeting is een gevolg van schokgolven, niet omgekeerd.
B)) Dit is overtrekken (= “stall”)
D)) Dit is een Dutch-roll
E)) Dit is Mach tuck of Tuck-under

32
Q

Wat is Mach tuck?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een aerodynamisch effect waarbij er schokgolven ontstaan.
B)) het (ongewenst) naar onder pitchen van de neus
C)) een combinatie van roll en yaw
D)) het afnemen van liftkracht bij het toenemen van de invalshoek
E)) het trillen/schudden van het vliegtuig

A

Oplossing;
B)) het (ongewenst) naar onder pitchen van de neus

Opmerking(en):
C)) Dit is een Dutch-roll
D)) Dit is overtrekken (= “stall”)
E)) Dit is buffeting

33
Q

Waarvoor worden achterrandkleppen gebruikt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) om de weerstandscoëfficiënt te verlagen.
B)) om de oppervlakte van de vleugel aanzienlijk te vergroten.
C)) om de maximale coëfficiënt van lift te vergroten.
D)) om het vliegtuig te doen rollen.
E)) om het kritisch Machgetal uit te stellen naar een hogere snelheid.

A

Oplossing;
C)) om de maximale coëfficiënt van lift te vergroten.

Opmerking(en):
Algemeen: Het doel van achterrandkleppen is om toch nog voldoende lift te kunnen genereren bij lage(re) snelheden. Volgens de formule van lift kan men dit doen door ofwel de coëfficiënt van lift te vergroten of door de oppervlakte te vergroten. Deze coëfficiënt van lift kan men vergroten door de vleugelwelving te vergroten. Daarnaast kan men d.m.v. een gleuf ervoor zorgen dat er een nieuwe energetische stroming over de bovenkant stroomt waardoor het loslatingspunt uitgesteld kan worden. Hierdoor wordt de kritische invalshoek groter en zal de maximale coëfficiënt van lift ook toenemen.
A)) De weerstand(scoëfficiënt) wordt juist groter door het gebruik van achterrandkleppen.
B)) Dit is enkel bij de Fowler-klep.
D)) Voor het rollen gebruikt men ailerons. Zowel ailerons als achterrandkleppen bevinden zich op de achterrand en zien er op het eerste oog hetzelfde uit, maar de ailerons bevinden zich aan de tippen terwijl men de achterrandkleppen tussen de ailerons en de romp liggen. Bij sommige vliegtuigen zijn de achterrandkleppen en ailerons wel gecombineerd en noemt men deze flaperons, zoals bij de F16.
E)) Voor het uitstellen van het kritische Machgetal gebruikt men vleugels met pijlstelling.

34
Q

Nummer 80 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een achterrandklep.
B)) een winglet.
C)) de rolroer.
D)) het richtingsroer.
E)) het hoogteroer.

A

Oplossing;
A)) een achterrandklep.

Opmerking(en):
Algemeen: De flaps liggen het dichtste bij de romp, zodat de rolroeren zo ver mogelijk van de romp geplaatst kunnen worden. Dit doet men omdat hoe verder een rolroer van de rol-as ligt, hoe groter het rolmoment is bij dezelfde kracht. (M = F·d )
C)) De rolroeren bevinden zich achteraan de vleugels, meestal zo ver mogelijk van de romp verwijdert.
D)) Het richtingsroer bevindt zich achteraan de verticale staartvleugel.
E)) Het hoogteroer bevindt zich achteraan de horizontale staartvleugel.

35
Q

Nummer 61 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een plain flap (= vlakke achterrandklep)
B)) een slotted flap (= spleetklep).
C)) een split flap (= spleetklep).
D)) een Fowler flap.

A

Oplossing;
A)) een plain flap (= vlakke achterrandklep)

36
Q

Nummer 60 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een split flap (= spleetklep).
B)) een Fowler flap.
C)) een slotted flap (= spleetklep).
D)) een plain flap (= vlakke achterrandklep)

A

Oplossing;
C)) een slotted flap (= spleetklep).

37
Q

Nummer 62 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een plain flap (= vlakke achterrandklep)
B)) een slotted flap (= spleetklep).
C)) een Fowler flap.
D)) een split flap (= spleetklep).

A

Oplossing;
D)) een split flap (= spleetklep).

38
Q

Nummer 63 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) een split flap (= spleetklep).
B)) een slotted flap (= spleetklep).
C)) een plain flap (= vlakke achterrandklep)
D)) een Fowler flap.
E)) de oppervlakte van de vleugel aanzienlijk vergroten.

A

Oplossing;
D)) een Fowler flap.

Opmerking(en):
Algemeen: Het doel van het vergroten van de vleugelwelving is om de maximale coëfficiënt van lift te verhogen zodat het vliegtuig toch nog voldoende lift kan genereren bij lage(re) snelheden. (opstijgen/landen.)

39
Q

Nummer 65 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) leading edge slots.
B)) Krueger flaps.
C)) leading edge slats.
D)) leading edge cuffs.

A

Oplossing;
A)) leading edge slots.

Opmerking(en):
Algemeen: Het doel van de gleuf/spleet tussen de onder- en bovenkant van de vleugel is om een nieuwe energetische stroming boven te vleugel te krijgen waardoor het loslatingspunt uitgesteld wordt. Het gevolg hiervan is dat de kritische invalshoek groter wordt, waardoor ook de maximale coëfficiënt van lift toeneemt.

40
Q

Nummer 66 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Krueger flaps.
B)) leading edge cuffs.
C)) leading edge slots.
D)) leading edge slats.

A

Oplossing;
D)) leading edge slats.

Opmerking(en):
Algemeen: Het doel van de gleuf/spleet tussen de onder- en bovenkant van de vleugel is om een nieuwe energetische stroming boven te vleugel te krijgen waardoor het loslatingspunt uitgesteld wordt. Het gevolg hiervan is dat de kritische invalshoek groter wordt, waardoor ook de maximale coëfficiënt van lift toeneemt.

41
Q

Nummer 64 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) leading edge cuffs.
B)) leading edge slats.
C)) leading edge slots.
D)) Krueger flaps.

A

Oplossing;
D)) Krueger flaps.

Opmerking(en):
Algemeen: Het doel van het vergroten van de vleugelwelving is om de maximale coëfficiënt van lift te verhogen zodat het vliegtuig toch nog voldoende lift kan genereren bij lage(re) snelheden. (opstijgen/landen.)

42
Q

Nummer 67 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) leading edge slats.
B)) leading edge slots.
C)) Krueger flaps.
D)) leading edge cuffs.

A

Oplossing;
D)) leading edge cuffs.

Opmerking(en):
Algemeen: Het doel van het vergroten van de vleugelwelving is om de maximale coëfficiënt van lift te verhogen zodat het vliegtuig toch nog voldoende lift kan genereren bij lage(re) snelheden. (opstijgen/landen.)

43
Q

Nummer 70 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) vortexgenerator.
B)) een winglet.
C)) een anhedrale vleugel.
D)) stall fence.
E)) een dihedrale vleugel.

A

Oplossing;
B)) een winglet.

44
Q

Nummer 71 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) stall fences.
B)) stroomlijnkappen.
C)) winglets.
D)) leading edge strips.
E)) vortexgeneratoren.

A

Oplossing;
A)) stall fences.

45
Q

Nummer 72 op de gegeven figuur noemt men …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) stall fences.
B)) vortex generatoren.
C)) leading edge cuffs.
D)) leading edge strips.
E)) winglets.

A

Oplossing;
B)) vortex generatoren.

46
Q

Waarvoor dienen vortexgeneratoren bij een vleugel?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) om het kritisch Machgetal uit te stellen naar een hogere snelheid.
B)) om de gevolgen van buffeting te verminderen.
C)) om te zorgen voor een turbulente grenslaag waardoor er minder snel loslating zal optreden.
D)) om de zijwaartse stroming via de vleugeltippen te beperken door wervels in tegengestelde zin op te wekken.
E)) om de zijwaartse stroming via de vleugeltippen te versterken.

A

Oplossing;
C)) om te zorgen voor een turbulente grenslaag waardoor er minder snel loslating zal optreden.

Opmerking(en):
A)) Het kritische Machgetal kan naar een hogere snelheid worden uitgesteld door het gebruik van vleugels met pijlstelling.

47
Q

Waarvoor dienen winglets bij een vleugel?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) om de invalshoek te veranderen.
B)) om de wingtip vortices sterker te maken, met als gevolg dat de lucht langer over de vleugel stroomt.
C)) om voor een turbulente grenslaag te zorgen waardoor er minder snel loslating zal optreden.
D)) om de oppervlakte van de vleugel te vergroten.
E)) om de zijwaartse stroming via de vleugeltippen te beperken.

A

Oplossing;
E)) om de zijwaartse stroming via de vleugeltippen te beperken.

Opmerking(en):
C)) Dit zijn vortexgeneratoren
D)) Dit zijn Fowler kleppen.

48
Q

Waarvoor dienen stall fences bij een vleugel?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Om voor een turbulente grenslaag te zorgen waardoor er minder snel loslating zal optreden.
B)) Om de oppervlakte van de vleugel te vergroten.
C)) Om de invalshoek automatisch te verkleinen indien het vliegtuig overtrekt.
D)) Om het vliegtuig te doen trillen wanneer het de kritische invalshoek bereikt.
E)) Om de overtrekeigenschappen te verbeteren.

A

Oplossing;
E)) Om de overtrekseigenschappen te verbeteren.

Opmerking(en):
A)) Dit zijn vortexgeneratoren
B)) Dit zijn Fowler kleppen.