Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

FRANS I M IV > M4 Phrases Téléphonique - FR - NL > Flashcards

M4 Phrases Téléphonique - FR - NL Flashcards

1
Q

A qui ai-je l’honneur (c’est qui à l’appareil) ?

A

Met wie heb ik de eer (met wie spreek ik)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

À qui ai-je l’honneur (c’est qui à l’appareil)?

A

Met wie spreek ik?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Avez-vous déjà des nouvelles de ma commande?

A

Heeft u al nieuws over mijn bestelling ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

C’est très aimable/gentil de votre part

A

Dat is zeer vriendelijk van u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

C’est un numéro de portable

A

Is het een gsm nummer ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

C’est urgent?

A

Is het dringend?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ce n’est pas grave.

A

Het is niet erg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cela doit être une erreur

A

Dat moet een vergissing zijn!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cela vous conviendrait ?

A

Zou u dat passen ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Comme convenu nous vous rappelons.

A

Zoals overeengekomen bellen we u terug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Connaissez-vous le préfixe de Rennes?

A

Kent u het zonenummer van Rennes?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De quel numéro s’agit-il?

A

Om welk nummer gaat het?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De quoi s’agit-il?

A

Waarover gaat het?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De rien/il n’y a pas de quoi.

A

Graag gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

En quoi puis-je vous aider?

A

Waar kan ik u mee helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Est-ce qu’il a votre numéro ?

A

Heeft hij uw nummer?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Est-ce que nous pouvons reporter (remettre/renvoyer à une date ultérieure) le rendez-vous?

A

Kunnen we de afspraak uitstellen ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ici la secrétaire de Monsieur Rolin

A

Met de secretaresse van Dhr. Rolin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Il décroche

A

Hij neemt de hoorn op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Il est à l’étranger jusqu’à demain

A

Hij is in het buitenland tot morgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Il est absent toute la journée

A

Hij is de hele dag afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Il est en congé de maladie

A

Hij is in ziekteverlof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Il est en conversation

A

Hij is in gesprek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Il est en réunion

A

Hij is in vergadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Il est en voyage d’affaires

A

Hij is op zakenreis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Il est toujours joignable

A

Hij is altijd bereikbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Il est très occupé

A

Hij is erg druk bezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Il n’y a pas de quoi/de rien

A

Graag gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Il ne peut être dérangé pour le moment

A

Hij mag nu niet gestoord worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Il sait de quoi il s’agit

A

Hij weet waarover het gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Il vient de partir

A

Hij is net vertrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Il y de la friture sur la ligne, je crois

A

Er zit een storing op de lijn, denk ik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

J’ai eu un empêchement.

A

Ik werd opgehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

J’aimerais lui parler le plus vite possible.

A

Ik zou hem zo snel mogelijk willen spreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

J’appelle au nom de Madame Cannier

A

Ik bel in naam van Mevrouw Cannier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

J’appelle de la part du directeur

A

Ik bel vanwege de directeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Je dois appeler qq d’urgence (téléphoner à qq)

A

Ik moet dringend iemand opbellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Je dois faire quelques recherches.

A

Ik moet een aantal zaken opzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Je ferai le nécessaire.

A

Ik zal het nodige doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Je lui fais savoir dès qu’il rentre.

A

Ik laat het hem weten van zodra hij binnenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Je me suis trompé de numéro.

A

Ik heb me van nummer vergist.

42
Q

Je n’y manquerai pas.

A

Ik zal dat ongetwijfeld doen.

43
Q

Je ne peux pas trouver mon collègue

A

Ik kan mijn collega niet vinden.

44
Q

Je peux prendre un message.

A

Ik kan een boodschap aannemen.

45
Q

Je peux vous passer son remplaçant.

A

Ik kan u zijn vervanger doorgeven.

46
Q

Je prends note, dites-moi.

A

Ik neem nota, zegt u maar.

47
Q

Je raccroche et je vous rappelle tout de suite

A

Ik haak in en bel u onmiddellijk terug.

48
Q

Je suis bloqué dans les embouteillages.

A

Ik zit vast in de file.

49
Q

Je suis navré/désolé/je regrette

A

Het spijt me

50
Q

Je transmettrai le message

A

Ik zal de boodschap overmaken

51
Q

Je vais vérifier s’il est dans son bureau

A

Ik zal checken of hij in zijn bureau is.

52
Q

Je vous entends très mal.

A

Ik hoor u zeer slecht!

53
Q

Je vous passe le service

A

Ik verbind u door met de dienst

54
Q

Je vous rappelle dans le courant de l’après-midi.

A

Ik bel u terug in de loop van de namiddag.

55
Q

La communication est très mauvaise.

A

De verbinding is zeer slecht

56
Q

La ligne est fort brouillée.

A

De lijn is sterk gestoord.

57
Q

La ligne est occupée

A

De lijn is bezet

58
Q

Le chef de service assiste à un congrès pour le moment.

A

Het diensthoofd woont momenteel een congres bij.

59
Q

Le directeur est absent

A

De directeur is afwezig

60
Q

Le numéro est le zéro deux, quatre cent quatre-vingt-douze, soixante-seize, quinze

A

Het nummer is 02-492.76.15

61
Q

Le numéro est le zéro neuf, trois cent soixante-dix-sept, quatre-vingt-cinq, seize

A

Het nummer is 09/377.85.16

62
Q

Ma collègue (mon collègue) a un jour libre (a pris un jour de congé).

A

Mijn collega heeft een dagje vrijaf

63
Q

Madame Dubois est partie déjeuner (dîner)

A

Mevrouw Dubois is gaan lunchen.

64
Q

Madame Rolin peut peut-être vous aider

A

Mevrouw Rolin kan u misschien helpen.

65
Q

Mon collègue s’occupe de ce dossier

A

Mjn collega houdt zich bezig met dat dossier

66
Q

Monsieur Bottin ne s’occupe plus de ce service.

A

Dhr. Bottin houdt zich niet meer bezig met die dienst.

67
Q

Monsieur Mangin sera à son bureau vers 14h

A

Dhr Mangin zal rond 14u op kantoor zijn

68
Q

Monsieur Vertez? Oui, c’est lui-même.

A

Mijnheer Vertez? Ja, daar spreekt u mee.

69
Q

Ne vous inquiétez pas!

A

Maakt u zich geen zorgen!

70
Q

Nous vous envoyons un mail (courriel) à titre de confirmation.

A

We sturen u een mail ter bevestiging.

71
Q

On me demande sur une autre ligne

A

Men vraagt mij op een andere lijn.

72
Q

Où est l’annuaire?

A

Waar is de telefoongids?

73
Q

Pourrais-je fixer un autre rendez-vous?

A

Zou ik een andere afspraak kunnen maken?

74
Q

Pourrais-je parler à Monsieur Piron?

A

Zou ik Dhr. Piron kunnen spreken?

75
Q

Pouvez-vous l’épeler?

A

Kan u dat spellen?

76
Q

Pouvez-vous le répéter?

A

Kan u dat herhalen?

77
Q

Pouvez-vous me donner vos coordonnées?

A

Kan u me uw personalia geven?

78
Q

Pouvez-vous me passer le central?

A

Kan u mij doorverbinden met de centrale?

79
Q

Pouvez-vous me passer le poste 115?

A

Kan u mij toestel 115 geven?

80
Q

Pouvez-vous parler un peu plus fort ?

A

Kan u wat luider spreken?

81
Q

Pouvez-vous rappeler dans une demi-heure ?

A

Kan u over een half uurtje terugbellen?

82
Q

Pouvez-vous répéter de quoi il s’agit?

A

Kan u herhalen waarover het gaat?

83
Q

Puis-je laisser un message?

A

Kan ik een boodschap nalaten?

84
Q

Puis-je parler à Monsieur Dubois?

A

Kan ik Dhr. Dubois spreken?

85
Q

Puis-je vous passer son adjoint?

A

Mag ik u met zijn adjunct verbinden ?

86
Q

Quand pourrais-je (puis-je) le joindre?

A

Wanneer kan ik hem bereiken?

87
Q

Quand puis-je la joindre?

A

Wanneer kan ik haar bereiken?

88
Q

Que puis-je faire pour vous?

A

Wat kan ik voor u doen?

89
Q

Quel numéro cherchez-vous?

A

Welk nummer zoekt u?

90
Q

Raccrochez et rappelez, svp!

A

Haak in en bel terug, aub!

91
Q

Restez au bout du fil/restez en ligne/ne quittez pas, svp

A

Blijf aan de lijn aub.

92
Q

Sa secrétaire tient son agenda, mais elle est absente pour le moment.

A

Zijn secretaresse houdt zijn agenda bij, maar ze is momenteel afwezig.

93
Q

Toujours à votre service

A

Altijd tot uw dienst

94
Q

Tu me donnes un coup de fil? /tu me téléphones?/ tu m’appelles?

A

Bel je mij?

95
Q

Veuillez patienter un instant/un instant svp

A

Een beetje geduld, aub

96
Q

Vous aurez rapidement de nos nouvelles.

A

U zal snel nieuws van ons krijgen.

97
Q

Vous m’entendez mieux maintenant?

A

Hoort u me nu beter?

98
Q

Vous ne pouvez l’atteindre qu’à partir de demain.

A

U kan hem maar bereiken vanaf morgen

99
Q

Vous pouvez compter sur nous!

A

U kan op ons rekenen!

100
Q

Vous pouvez toujours laisser un message sur le répondeur automatique.

A

U kan steeds een boodschap nalaten op het antwoordapparaat.

FRANS I M IV (8 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions