hoofdstuk 9: ren en vesica urinaria Flashcards

1
Q

dorsale begrenzing retroperitoneale ruimte
(welke structuren)

A

fascia lumbodorsalis
m. sacropinalis, m. quadratus lumborum, 12e rib, m. psoas major, m. transversus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

laterale begrenzing retroperitoneale ruimte

A

subcutane vetweefsel en m. transversus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

craniale begrenzing retroperitoneale ruimte

A

diaphragma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ventrale begrenzing retroperitoneale ruimte

A

pariëtale peritoneum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

caudale begrenzing retroperitoneale ruimte

A

bekkenorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waardoor worden nieren omgeven

A

capsula renalis (capsula fibrosa)
perirenaal vet ( capsula adiposa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fascia scheiden beide capsulae nieren

A

fascie van Gerota (fascia renalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken ureteren

A

30 cm lang
lopen langs mediale zijde van m. psoas major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ter hoogte van wat treden de ureteren de pelvis minor binnen

A

vasa iliaca externa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn trigonum vesicae

A

ostia ureters en ostrium urethra interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke onderdelen blaas

A
  • apex vesicae
  • corpus vesicae (ventrale zijde)
  • fundus vesicae (dorsale deel blaas)
  • cervix vesicae (caudaal naar urethra)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spierlagen blaas (gladde spieren)

A

m. detrusor vesicae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sphincters urethra

A
  • m. sphincter urethra interna
    alleen bij mannen
  • m. sphincter urethra externa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aterien nieren

A

aa. renales
a. renalis sinistra korter dan a. renalis dextra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

venen nieren

A

vv. renales
v. renalis dextra korter dan v. renalis sinistra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bloedvoorziening glandulae suprarenales

A

a. suprarenalis superior, media en inferior
uit de a. phrenica inferior, aorta en a. renalis

17
Q

vascularisatie ureteren van craniaal naar caudaal

A

a. renalis
a. gonadalis
a. iliaca communis en interna
a. vesicalis superior
a. uterina

18
Q

veneuze afvloed ureteren

A

plexus venosus vesicalis
v. gonadalis
v. renalis

19
Q

bloedvoorziening blaas

A
  • a. umbilicalis
  • a. vesicalis inferior (mannen)
  • a. vaginalis (vrouwen)
20
Q

veneuze afvloed blaas

A

plexus venosus vesicalis
draineert in v. iliaca interna

21
Q

sympatische innervatie nieren

A

plexus renalis uit plexus coeliacus
activatie zorgt voor vasoconstrictie

22
Q

parasympatische innervatie nieren

A

nervus vagus

23
Q

sympatische innervatie blaas

A

nn. hypogastrici (T11-L2)
tijdens vullingsfase sympatisch geactiveerd
m. sphincter urethra interna contraheert en m. detrusor ontspant

24
Q

wat gebeurt er bij n. hypogastricusletsel

A

retrograde ejaculatie

25
Q

parasympatische innervatie blaas

A

nn. pelvici
contractie m. detrusor met ontspanning m. sphincter urethra