Gastcollege 2 Flashcards

1
Q

Verkenning

A

Vertekening verwijst naar iedere systematische invloed op testscores die niet zelf het onderwerp van de test is (Poortinga, 1989), m.a.w. alle storende factoren die van invloed kunnen zijn op testscores en die daarmee een vertekend beeld kunnen geven van de persoonlijkheid, intelligentie, vaardigheden of ziekte van de onderzochte.
We onderscheiden constructbias, methodebias en itembias.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Equivalentie

A

Equivalentie verwijst naar de mate van vergelijkbaarheid van testscores, onafhankelijk van de verschillende culturele doelgroepen (Fontaine, 2005). Dit heeft vooral te maken met het feit dat veel psychodiagnostische instrumenten, vaak onbedoeld, een indicator zijn van de aanpassing van de cliënt met een migratieachtergrond aan de westerse samenleving.
Er bestaan meer dan vijftig soorten equivalentie waarvan er 2 relevant voor interculturele psychodiagnostiek: kwalitatieve en kwantitatieve equivalentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

constructbias

A

het construct (de onderliggende trek of vaardigheid van een test) dat gemeten wordt kan vertekening vertonen omdat de manifestaties van een psychische stoornis (zoals depressie, ADHD of bipolaire stoornis) sterk over culturen kan verschillen. In dat geval zou een Nederlandstalige vragenlijst naar de verkeerde symptomen peilen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Methodebias

A

Methodebias verwijst naar alle bronnen van vertekening die een gevolg zijn van methodische aspecten van een instrument.

Er zijn drie bronnen van methodebias:
De specifieke eigenschappen van de (culturele) achtergrond van de persoon
Vb. verschillen tussen culturen in responsstijl, onderwijs, SES, vertrouwdheid met testsituatie
Persoonlijke eigenschappen van de persoon die de test afneemt
Vb. gebrek aan deskundigheid (culturele sensitiviteit), invloed van persoonlijke opvattingen (gevaar voor interpretatie bij ongestructureerde technieken)
De testsituatie zelf
Vb. onduidelijke instructies voor cliënten, communicatie- en taalproblemen tussen cliënt en testafnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Itembias

A

Itembias heeft betrekking op de items van een instrument: vreemde of onverwachte antwoorden van een cliënt kunnen wijzen op misinterpretaties of ongeschiktheid van het item voor een cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kwalitatieve equivalentie

A

Kwalitatieve equivalentie (of structurele equivalentie) verwijst naar de vraag of een instrument dat bij een bepaalde cliënt afgenomen wordt wel datgene meet wat de test verondersteld wordt te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kwantitatieve equivalentie

A

Kwantitatieve equivalentie verwijst naar de vergelijkbaarheid van scores op een instrument. Indien sprake is van kwantitatieve equivalentie van scores tussen groepen, kunnen scores binnen en tussen groepen vergeleken worden. Verschillen in scores tussen twee autochtone cliënten hebben dan dezelfde betekenis als verschillen in scores tussen een autochtone en een allochtone cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

triangulatie

A

Gebruik triangulatie: de onzekerheid die gecreeërd wordt omdat een bepaald instrument of methode niet valide zou kunnen zijn, wordt gereduceerd door een tweede instrument of methode te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly