Bindweefsel Flashcards

1
Q

Matrix

A

Grondstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mucopolysachariden

A

Glycosaminoglycanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Enzymdeficiënties

A

Tekort aan enzymen die zorgen voor kruisverbinding troppocollageen -> gewrichten worden zeer elastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Laminae

A

Elastineplaat rondom bloedvaten (zet mee uit met bloeddruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pericyt

A

Afgeplatte cel in basaalmembraan, vaak in de buurt van een bloedvat, kan zich nog vrij goed differentiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cytochroom

A

Respiratoirisch pigment in bruine vetcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gewapende mastcellen

A

Teveel IgE -> vrije gaan zich op mastcellen zetten, komt er dan antigen: masale vrijlating granules -> overgevoeligheidsreactie (bloedvaten tapelen bloed op dus hart krijgt er niet meer genoeg (slaat sneller, maar lagere pols) -> shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anticoagulans

A

Stof die de bloedstolling belemmert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Angiogenese

A

Vorming van nieuwe bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vasodilatatie

A

Verwijding bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sclerosis

A

Te veel bindweefsel (en dus collageen) aanwezig in een orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Histiocyt

A

Macrofaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MPS

A

Mononucleair fagocyterend systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kupffercellen

A

Levermacrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stofcellen

A

Alveolaire macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chromatoforen

A

Pigmentcellen

17
Q

Diapedesis

A

De weg die witte bloedcellen afleggen tot ze hun functie kunnen uitvoeren

18
Q

Russel-lichaampjes

A

Sterk uitgesproken stapeling van antistoffen in het RER van plasmacellen

19
Q

Areolae

A

Mazen tussen het netwerk collageen in los BW

20
Q

Sinussen

A

Mazen tussen het netwerk in reticulair BW

21
Q

Peritendineum

A

Kleine stukjes losser BW in pezen (regelmatig dens BW)

22
Q

Epitendineum

A

BW dat de volledige pees omgeeft

23
Q

Reticuline BW

A

Los collageen BW met voornamelijk collageen III (= reticuline) -> endoneurium, endomysium

24
Q

Functies

A
  • Ondersteuning - transport - stapelingsfunctie - ontsteking - herstel
  • Mechanisch - soepele verbinding - opvulling losse ruimte - steun en bescherming - passieve overdracht van kracht - schokdemper
  • Reserve - vocht - ionen - eiwitten - energie - ruimte
  • Afweer
25
Q

Grondstof - matrix

A
  • Glycosaminoglycanen - GAG
  • Ketens van disacchariden - hexosamine, glucosamine of galactosamine - uronzuur, glucuronzuur of iduronzuur
  • Niet gesulfateerd - meest voorkomend - geen covalente binding proteinen - minst viskeus en dus vloeibaar
  • Gesulfateerd - covalente binding proteinen - viskeuzer
  • Types - dermatan sulfaat/collageen type I - chondroitine sulfaat/collageen type-II - heparan sulfaat/collageen type-III - keratan sulfaat - heparine
  • Verhouding ongesulfateerd/gesulfateerd bepaald de viskeuziteit
  • Structurele glycoproteinen - SGP
  • Proteine domineert - carbohydraten meestal vertakt - types, fibronectine, laminine, chondronectine - functie, cel/cel adhesie en cel/extracellulair materiaal adhesie
  • Vocht - vrij
  • Ongebonden H20, voedingsstoffen aan/afgevoerd - lymfevaten
  • Vezels - matrix
  • Reticuline/collageen - overvloedig aanwezig
  • Type I - meest aanwezig - collageen vezels - fibreuze structuren - trekkracht in been
  • Type II - dunne fibrillen - kraakbeen, hyalien en elastisch
  • Type III - fibrillen of dunne vezels - reticuline vezels - glad spierweefsel, ondoneurion, long, .. - polymerisatie met andere types
  • Type IV - geen vezels, geen fibrillen - indien polymerisatie, raster - lamina basalis, endotheel
  • Vorming collageenfibrillen en -vezels - procollageen, oplosbaar, extracellulair gesecreteerd door cellen - de enzymen prepeptidase en prepeptide knippen af - tropocollageen blijft over, extracellulair gevormd - vast aan elkaar met elektrostatische bindingen, OH groepen en covalente bindingen, linker moleculen- gestreept patroon - 20-200nm
  • Eigenschappen - niet elastisch - sterk - flexibel - instabiel
  • Functies - meest voorkomend - pezen, ligamenten, orgaankapsels, dermis - been, kraakbeen
  • Abnormaliteiten, bv vitamine C tekort - enzymdeficienties - sclerosis
  • Elastine
  • Zeer dunne vezels/fibrillen
  • Structuur - dunne fibrillen type-III colageen - los gepakt - koolhydraatrijke glycoproteinen en proteoglycanen - langwerpig eiwit - fibrilline - klein draadvormig netwerk - pro-elastine, polimariseert rond elke fibrilline netwerk keten - opkrullen, netwerk vouwt in elkaar - na uitrekken weer zelfde lengte maar een andere structuur
  • Functies - ondersteuning - fijn netwerk van reticuline vezels in bloedvormende organen, glad spierweefsel, zenuwweefsel en basaalmembraan - weefselintegriteit - vormbehoud
  • Eigenschappen - vervormbaar - elastisch - beperkte trekkracht - stabiel
26
Q

Cellen

A
  • Mesenchymcel - permanent
  • Ongedifferentieerde embryonale bindweefsel cel - lange, slanke uitlopers
  • Pericyt/cel van Roee - permanent
  • Spoelvormig/vertakt - capialiren, venules binnen bindweefsel - afgeplatte kern met uitlopers - relatief ongedifferentieerd, omgevormd tot bindweefselcellen en gladde spiercellen
  • Fibroblast - permanent
  • Myofibroblast - met contractiele eigenschappen
  • Spoelvormig, stervormige celuitlopers
  • Actieve cellen - vergroot - basofiel cytoplasma - hetero-/euchromatische kern - secretie, matrix en vezels, pro-collageen en pro-elastine - endosomen/lysosomen, vernieuwing/onderhouden van de matrix
  • Ontstaan uit mesenchymcellen
  • Fibrocyt - permanent
  • Inactieve fibroblast - eosinofiel cytoplasma - heterochromatische kern - donkerdere ovale kern - kleiner/smaller - meer kern dan cytoplasma
  • Onstaan uit mesenchym cellen
  • Reticulumcellen - permanent
  • Alleen in heamatpoietische/lymfopoietische organen, beenmerg, milt en lymfoknopen
  • Uitlopers maken contact met elkaar - collageen type-III, reticuline vezels, verstevigen 3D netwerk buiten de uitlopers
  • Adipocyten - vetcellen - permanent
  • Witte - uniloculair/univaculair - stockage plaats voor brandstoffen - aangesproken wanneer lichaam energie nodig heeft - ronde cellen - endocriene functie, hormonen, leptine is signaalmolecuul dat hoeveelheid vet bepaald - ondersteuning - schokdemper
  • Bruine - kleiner - kern centraal - multiloculair/multivaculair - warmteproductie - winterslapers/babys
  • Mastcel - permanent
  • Altijd in de buurt van bloedvaten - matachromatisch - ovaalvormig tot hoekig - granulair cytoplasma met heparine en histamine - functies, onsteking, snelle overgevoeligheidsreactie
  • Histocyt - permanent
  • Ontstaan uit hematopoietische stamcellen, monocyten - onregelmatige vorm - excentrische kern - fagocytose, stimulatie actine netwerk, fagosoom, vertering - secretie
  • Pigmentcellen - permanent
  • Melanine afkomstig van melanocyten van epitheel of eigen productie - onregelmatige lange uitlopers
  • Witte bloedcellen - migrerend
  • Basofiel - neutrofiel - eosinofiel - lymfocyt - plasmacel
27
Q

Embryonaal bindweefsel

A
  • Mesenchym - mesenchymcellen - enkele vezels - amorf materiaal
  • Slijmig/gelatineus bindweefsel - matrix - enkele vezels, stervormige fibroblasten
28
Q

Los collageen bindweefsel

A

Los verpakt - veel ruimte tussen vezels, areolae - past zich makkelijk aan - grondstof, overvloedig aanwezig, hyaluronzuur - vezels, relatief weinig,, 2 types - cellen, kernrijk, fribroblasten, macrofagen, migrerende cellen - komt voor tussen andere weefsels onder epitheel - functie, beweging, opslag water en elektrolyten, afweer

29
Q

Dicht/fibreus collageen bindweefsel

A
  • Onregelmatig - collageenbundels in verschillende richtingen - fibrocyten - fibroblasten - komt voor in periost, orgaankapsel, dermis, .. - functie, trekbestendig in alle richtingen en ondersteuning en bescherming van organen, huid
  • Regelmatig - parallele collageenvezels - fibrocyten - weinig matrix - komt voor in pezen, gewrichtbanden, gewrichtplaat/fascien, cornea, .. - functie, trekbestendig in richting van de vezels - transparantie van cornea
30
Q

Reticuline bindweefsel

A
  • Microscopisch begrip - reticuline vezels - endoneurium, zenuwcel - endomiusium, gladde spiercel
31
Q

Vetweefsel

A
  • Wit - uniloculaire/univacuolaire adipocyten - energieproductie en -opslag, secretie van enzymen, opname en stock, oxidatie - structurele ondersteuning - schokdemping - isolatie
  • Bruin - multiloculaire/multivacuolaire adipocyten - baby’s, winterslapers - warmte reservoir
32
Q

Regeneratie

A

Evenredig met celrijkdom