1B3 Week 4 Flashcards

(59 cards)

1
Q

Laag creatinine is een teken van…

A

lage spiermassa
malnutritie
interferentie door bilirubine
antibiotica/medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoog creatinine is een teken van…

A

nierinsufficiëntie
hoge spiermassa
kreatine supplementen/anabole steroïden
dieet met veel vlees
spierafbraak
hoge koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Creatininewaarde is afhankelijk van…

A

leeftijd
geslacht
spiermassa
etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tubulaire proteïnurie

A

filtratie door glomerulus
géén tubulaire reabsorptie van eiwitten
laagmoleculaire eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overflow proteïnurie

A

productie van grote hoeveelheden laagmoleculaire eiwitten door ziekteproces
reabsorptieactiviteit proximale tubili schiet tekort
tubulo-toxische nefropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is de glomerulus normaliter zo effectief in het voorkomen van eiwitverlies?

A

door de aanwezigheid van grootteselectiviteit en ladingsselectiviteit
het albumine dat de glomerulus passeert wordt gereabsorbeerd door de proximale tubili

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(glomerulaire) selectieve proteïnurie

A

vooral negatief geladen eiwitten
vooral albumine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(glomerulaire) niet selectieve proteïnurie

A

verschillende soorten eiwitten
immunoglobulines aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Macroscopische hematurie

A

bloed bij de urine, met blote oog te zien
meestal urologisch/tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Microscopische hematurie

A

alleen met microscoop te zien
asymptomatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oorzaken hematurie

A

tumor
trauma
aangeboren afwijking
ontsteking
stenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer pleit een microscopische hematurie voor een nefrologische oorzaak?

A

hoge bleoddruk
proteïnurie
nierfunctiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DD glomerulaire hematurie

A

IgA nefropathie
syndroom van Alport
thin membrane nefropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

IgA nefropathie

A

presenteert zich met hematurie en proteïnurie
kan secundair aan leverziekten ontstaan
mesangiale IgA depositie in glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Syndroom van Alport (COL4A nefropathie)

A

presenteert zich op jonge leeftijd met hematurie en proteïnurie
vaak gepaard met doofheid, omdat COL4A ook in de oren zit
zowel autosomaal als geslachtsgebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Thin membrane nefropathie (COL4A nefropathie)

A

basaalmembraan aangedaan/heel dun
laat makkelijk erytrocyten door
dragers van autosomaal recessieve Alport gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

grootteselectiviteit

A

tussen de voetjes van de podocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ladingsselectiviteit

A

negatief geladen glycoproteïnen op endotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Nefrotisch syndroom

A

lekkage van de glomerulaire filtratiebarriére
proteïnurie >3,5 gr per dag
oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nefrotisch vs nefritisch syndroom

A

bij een nefritisch syndroom is er een snellere achteruitgang, minder proteïnurie en actief sediment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Minimal change disease/nefropathie

A

vooral oorzaak bij kinderen
geen afwijkingen bij lichtmicroscopie
gestoorde ladingsselectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Focale segmentale glomerulosclerose (FSGS)

A

fibrosering in de glomerulus
kan primair of secundair voorkomen
kan ontstaan door mutaties in COL4A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Membraneuze glomerulopathie

A

vooral oorzaak bij volwassenen
antistof tegen PLA2- receptor
sterk wisselend beloop
komt ook secundair voor bij bijv maligniteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Behandeling nefrotisch syndroom

A

sterk afhankelijk van onderliggende ziektebeeld
in het algemeen afweerremmende medicijnen

25
Nefritisch syndroom
beschadiging van de filtratie barriére proteïnurie <3,5 gr per dag oligurie hematurie oedeem hypertensie
26
Anti-GBM nefritis
antistoffen tegen de glomerulaire basaalmembraan leidt tot immuuncomplex vorming in de basaalmembraan neerslag van IgG antistoffen
27
Poststreptokokken nefritis
streptokokken eiwitten lopen vast in de basaalmembraan en geven daar een ontsteking
28
ANCA/GPA
antistof gericht tegen het cytoplasma van de witte bloedcellen gedragsverandering van witte bloedcellen zorgt voor kapotte filtratiebarriére niet alleen in de nier
29
Lupus nefritis
chronische immuuncomplex ziekte ziektebeeld sterk afhankelijk van waar de immuuncomplexen neerslaan
30
Afwijkingen tgv tubulaire aandoeningen
verminderde GFR tubulaire proteïnurie proximale functiestoornis distale renale tubulaire acidose polyurie Na verlies en hyperkaliemie
31
Cystenieren (ADPKD)
autosomaal dominant patienten krijgen vaak last van organen uit de tractus digestivus agv plaatsgebrek
32
Nefrogene diabetes insipidus
stoornis in het concentratievermogen van de nieren door niet werken van circulerend ADH mutatie in vasopressine receptor of AQ2 gen ernstige polyurie met lage osmolaliteit
33
Acute tubulus necrose
vorm van acute nierinsufficiëntie waarbij door prerenale factoren ischemie is ontstaan reversibel
34
Acute tubulo-interstiële nefritis
ontsteking van het interstitium en tubili infiltraat van eosinofiele granulocyten allergische reactie op medicijnen exantheem
35
Chronische tubulo-interstitiële ziekten
analgetica nefropathie' chinese kruiden/balkan nefropathie chronische urinewegobstructie sikkelcelziekte afstoting niertransplantaat
36
Sikkel cel ziekte
bloedziekte waarbij de rode bloedcellen vastlopen in de kleine bloedvaten distale tubulaire functiestoornis tubulaire acidose
37
Primaire hypertensie
vaak positieve familie anamnese multifactoreel polygenetisch
38
Secundaire hypertensie
duidelijk onderliggende, eventueel behandelbare oorzaak
39
Obstructief slaapapneu syndroom (OSAS)
kan zorgen voor secundaire hypertensie sympathicusactiviteit neemt toe door hypoxemie
40
Oorzaken secundaire hypertensie
OSAS endocrien renovasculair geneesmiddelen dieet
41
Renovasculaire hypertensie
hypertensie tgv verminderde perfusie van een of beide nieren meer renine, meer AgII, efferente vasoconstrictie, hogere bloeddruk
42
Primair hyperaldosteronisme
er is een autonome productie van aldosteron hypokaliëmie
43
Drophypertensie
de stof glycerinezuur zorgt ervoor dat de inactivering van cortisol niet meer werkt hierdoor bindt het aan de mineralocorticoid receptor en stijgt de bloeddruk
44
Hypertensief spoedgeval
een sterke verhoging van de bloeddruk die gecompliceerd wordt door acute hypertensie gemedieerde schade
45
Hypertensieve urgentie
een sterkte verhoging van de bloeddruk zonder acute orgaanschade
46
Schade tgv hypertensieve crisis
aorta dissectie myocardinfarct herseninfarct nierinsufficiëntie retinopathie trombotische micro angiopathie
47
Doorbraak vasodilatatie
door fibrinoïde necrose van de bloedvaten gaan deze opnieuw verwijden, hierdoor kan een doorbraak vasodilatatie ontstaan
48
Hypertensieve encefalopathie
subacuut hersensyndroom tgv doorbraak vasodilatatie hoofdpijn verwardheid retinopathie diffuus neurologische uitval belangrijk dat de bloeddruk niet te snel daalt
49
Doel van behandeling hypertensie
schade voorkomen en risico op hart en vaatziekten verminderen
50
Leefstijladvisering bestaat uit...
meer bewegen zoutbeperking/plantaardig eten alcohol beperking stoppen met roken gezond gewicht
51
Naamgeving antihypertensiva: A
ACE-remmers, -pril
52
Naamgeving antihypertensiva: A
Angiotensine blokkers, -sartan
53
Naamgeving antihypertensiva: B
Beta-blokkers, -olol
54
Naamgeving antihypertensiva: C
Calcium kanaal blokkers, -dipine
55
Naamgeving antihypertensiva: D
Diuretica thiazide, -ide kaliumsparend, -on
56
Voorbereiding niertransplantatie
bloedgroep weefseleigenschappen medische screening chirurgische beoordeling risico op recidief
57
Nadelen immunosuppressiva
infecties maligniteiten hart en vaatziekten nierschade
58
Hemodialyse
bloed wordt vanuit het lichaam langs een semipermeabel membraan geleid, aan de andere kant van het membraan zit dialysevloeistof
59
Transportmechanismen deeltjestransport
diffusie osmose convectie