1C1 week 2 Flashcards

(59 cards)

1
Q

Jonge patienten hebben vaker

A
  • Coeliakie, oesofagitis, achalasie, ulcus deodeni, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, virale hepatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oude patienten hebben vaker

A
  • Maligniteiten, vasculaire aandoeningen, mesenteriale ischemie, leveraandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Laboratoriumonderzoek in MDL-ziekten

A
  • Bloed
  • Feces
  • Urine
  • Ademtesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Diagnostiek van de bovenste tractus digestivus

A
  • Gastoscopie
  • X-oesphagus passagefoto
  • CT
  • Manometrie
  • pH-metrie
  • Endo-echografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dysfagie

A

Passageklachten door de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaken dysfagie

A
  • Motiliteitsproblemen: spierproblemen, neurale problemen
  • Tumoren
  • Peptische strictuur: de slokdarmwand kan slecht tegen maagzuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Achalasie

A

Neuromusculaire stoornis van de slokdarm, bemoeilijkte passage van de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Twee karakteristieken diagnose achalasie

A
  1. Geen peristaltiek
  2. Geen LES-relaxatie

waardoor voedsel blijft vastzitten in de oesophagus en de oesophagus dilateert - er ontstaat een verwijde, atonische oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling LES knijpkracht

A
  • Pneumatische dilatatie
  • Chirurgische operatie
  • Medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pneumatische dilatatie

A

Via een slang wordt een ballon ingebracht en opgeblazen. Bij het opblazen van de ballon wordt de spier opgerekt en opengescheurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heller myotomie van de LES

A

Aan de buitenkant van de slokdarm worden beide spierlagen doorgeknipt, hierdoor kan de mucosa plaatselijk uitwijken en weer de chymus doorlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Peroratie endoscopische myotomie (POEM)

A

De kringspier kan vanaf binnenuit kapot gemaakt worden. Er wordt een tunnel gemaakt in de slokdarm, dan wordt er een gaatje gemaakt in de mucosa waar de endoscoop in gaat. Op de plek van de kringspier wordt de spier kapot gemaakt

Nadeel: last van reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dyspepsie

A

Verzamelnaam voor maaggerelateerde bovenbuikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ulcus

A

Een defect in het epitheel met een diameter die groter is dan 0,5 cm en die is doorgedrongen tot in de submucosa

Kleinere en ondiepe laesies worden erosies of aften genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ulcus duodeni

A

Als het zuur nog niet voldoende is gebufferd, kan in het duodenum een ulcus ontstaan

Dit ontstaat vaak in het eerste deel van het duodenum direct achter de pylorus, omdat het nog niet gebufferd wordt door bicarbonaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaken ulcus

A
  • Helicobacter pylori
  • Gebruik van NSAID’s (aspirine)
  • Maagkanker, infecties, medicatie, ziekte van Crohn, Zollinger-Ellison syndroom en ischemie door bijvoorbeeld shock
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Helicobacter pylori

A

Een bacterie die slijmvlies doet ontsteken

Hierbij ontstaat bij 100% van de patienten actieve chronische gastritis

Bij 50% van de patienten onstaat atrofische gastritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Atrofische gastritis

A

Hierbij verlies je je beschermende mucuslaag en kan er een ulcus duodeni/ventriculi ontstaanB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Behandeling helicobacter pylori

A
  • Triple therapie: 2 antibiotica en 1 PPI

De PPI omdat antibiotica niet goed werkt in een zuur milieu

2 antibiotica omdat er snel resistentie ontstaat bij het gebruik van slechts 1 antibiotica en er slechte penetratie is in de mucuslaag door de antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Complicaties ulcera

A
  • Ulcus gaat bloeden
  • De wond wordt zo diep dat de maagwand perforeert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Risicofactoren zure reflux

A
  • Hernia diafragmatica
  • Overgewicht
  • Roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gevolg reflux oesophagitis

A

Barrett syndroom in de slokdarm en uiteindelijk een adenocarcinoom van de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Plaveiselepitheel carcinoom

A

Zit hoger in de slokdarm en is niet gerelateerd aan zure reflux maar aan roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Maagzuur

A
  • Steriliserende vloeistof
  • Ontvouwend effect op eiwitten
25
Pepsine
In de maag wordt pepsine gevormd vanuit pepsinogeen en dit enzym knipt het eiwit alvast in grote brokken
26
Lipase
In maagzuur zit lipase dat vetten kan afbreken
27
Intrinsic factor (IF)
Zit in maagzuur en is nodig voor vitamine B12 absorptie in de dunne darm
28
Opbouw maagwand
De maagwand bestaat uit geinvagineerd epitheel, de zogenaamde maagputjes. Dit zorgt voor een enorme oppervlakte vergroting
29
Welke cellen zitten in het maagputje?
- Muceuze cellen - Mestcellen - Parietale cellen - Hoofdcellen - Enterochromaffiene cellen
30
Exocriene gedeelte maag
De fundus en de corpus Hier wordt pepsinogeen, maaglipase, IF en HCL geproduceerd
31
Endocriende gedeelte maag
In de wand van het antrum Hier begeven zich cellen die somatostatine en gastrine produceren
32
Histamine
Stimuleert de parietale cel tot HCL-pruductie Komt uit de enterochromaffiene cel Wanneer er histamine-antagonisten worden gegeven, wordt de maagzuursecretie geblokkeerd
33
Enterochromaffiene cel
Aangestuurd door G-cellen en nervus vagus
34
Remming zuursecretie
Vanuit het antrum door D-cellen die somatostatine afgeven
35
Stimulatie zuursecretie
Histamine
36
Somatostatine
Remt de EC-cellen woordoor er geen histamine productie is en HCL-productie direct wordt geremd
37
G-cel
Produceert gastrine en dit leidt tot afgifte van histamine Geactiveerd door rek van de maagwand en door de nervus vagus
38
D-cel
Geactiveerd door zoutzuur, HCL. Dit stiiumleert de D-cel tot afgifte van somatostatine en dit remt de G-cel
39
Effect helicobacter pylori op zuursecretie
Helicobacter pylori scheidt factoren uit die de D-cel remmen waardoor de remming van de productie van maagzuur geremd wordt, de maagzuurproductie wordt dus gestimuleerd
40
Cephale fase
Deze fase vindt plaats wanneer je voedsel ziet, ruikt of voelt Stimulering 30-40% maagzuursecretie
41
Gastrale fase
Deze fase wordt met name geinduceerd door rek van de maagwand en door het ontstaan van afbraakproducten van voedsel Stimulering meer dan 50% van maagzuursecretie
42
Intestinale fase
De darm heeft enkel een klein effect op de maagzuurremming, de darm kan de zuursecretie niet stimuleren Stimulering minder dan 10% van de maagzuursecretie
43
Waar leidt histamine tot?
De afgifte van cAMP Acetylcholine en gastrine kunnen meehelpen, ze kunnen de respons vergroten door calcium vrij te maken
44
Histamine/H2 receptor antagonisten
Remt maagzuursecretie door te binden aan receptor van histamine - Cimetidine - Zantac Minder effectief dan middelen die protonpomp aanpakken Niet bruikbaar bij Zollinger-Ellison syndroom
45
Protonpompremmer Omeprazol
Remt maagzuursecretie door een proton op te nemen, Hierdoor verandert het deeltje in een molecuul met vier ringen ipv drie. Dit bindt aan zwavelbruggen van de protonpomp en maakt het irreversibel inactief
46
Endocriene pancreas
Bloedsuikerregulatie Hormoonproductie: insuline en glucagon
47
Exocriene pancreas
Synthese en secretie van spijsverteringsenzymen Pancreas enzymen: trypsine, lipase en amylase
48
Spijsverteringsenzymen
Breken eiwitten, vetten en koolhydraten af Produceren bicarbonaat
49
Eiwitafbrekende pro-enzymen
- Trypsinogeen - Chymotrypsinogeen - Pro-elastase - Procarboxypeptidase
50
Vetafbrekende enzymen
- Pancreas lipase - Pro-colipase
51
Koolhydraat afbrekende enzymen
- Alpha-amylase
52
Typen weefsels exocriene pancreas
- Acini: bevatten cellen die enzymen produceren - acinus secretie geactiveerd door CCK en gastrine - Ducti: bevatten cellen die bicarbonaat produceren - Activatie ducti door secretine
53
Ductulaire secretie
In het apicale membraan van de ductulaire cel zit een CFTR kanaal Als het kanaal open staat gaat chloride naar buiten Guanyline stimuleert via cGMP de opening van het chloride kanaal
54
Twee cellen in de wand van duodenum
I-cellen en S-cellen
55
I-cel
Gestimuleerd door vetzuren, aminozuren, peptiden en CCK-RF De I-cel geeft CCK af
56
S-cel
Geeft secretine af Als er een lage pH is wordt secretine afgegeven
57
Voorkomen schade door enzymen
- Enzymen worden gemaakt in de vorm van pro-enzymen - Enzymen worden verpakt in blaasjes -De remmer trypsin inhibitor wordt toegevoegd
58
Enterokinase
Enterokinase maakt van trypsinogeen trypsine Trypsine activeert daarna alle andere enzymen
59
Acute pancreatitis
Door de ontsteking komen verteringsenzymen vrij en door autodigestie ontstaat er necrose