2. Basiselementen

Question 1

Wat is een flowchart?

Answer 1

Een flowchart is een grafische voorstelling van de opeenvolging van operaties die naar een oplossing leiden.

Question 2

Geef het synoniem van een flowchart.

Answer 2

Stroomschema

Question 3

Welk doel heeft een flowchart?

Answer 3

De flowchart wordt opgesteld om het verloop van de redenering voor het probleem op te lossen, op een duidelijke en ondubbelzinnige manier weer te geven.

Question 4

Wat zijn de kenmerken van een goede flowchart?

Answer 4

• klaar
• overzichtelijk
• volledig
• verstaanbaar
• vlot leesbaar

Question 5

Geef het symbool weer van “processing”.

Answer 5

Gegevensverwerking:

Dit kan zowel een transport van gegevens in het geheugen zijn, als een wiskundige berekening. (activiteit)

Question 6

Geef het symbool weer van “input-output”.

Answer 6

In- en uitvoeractiviteit

Question 7

Geef het symbool weer van een “subroutine”.

Answer 7

Dit symbool sluit een module in, waarvoor een afzonderlijk stroomschema werd uitgewerkt.

Question 8

Geef het symbool weer van een “decision”.

Answer 8

De keuze van een bepaalde uitgang hangt af van het resultaat van de test (waar of niet waar).

Hierbij zal slechts één uitgang worden gekozen.

Question 9

Geef het symbool weer van de “terminal”.

Answer 9

Question 10

Geef het symbool weer van een “off-page connector”.

Answer 10

Question 11

Geef het symbool weer van een “annotation”.

Answer 11

Question 12

Wat is een variabele?

Answer 12

Een variabele is een gegeven die opgeslagen is in geheugenzones van het interne geheugen.

De inhoud van deze geheugenzones kunnen voortdurend gewijzigd worden, daarom worden deze zones ook wel variabelen genoemd.

(Een variabele is een soort van container.)

Question 13

Waarvoor worden variabelen gebruikt?

Answer 13

Voor input (inputvariabelen), output (outputvariabelen) en tussentijdse bewerkingen (hulpvariabelen).

Question 14

Waaruit bestaat een variabele?

Answer 14

• een type
• een naam, ook wel identifier genoemd
• een waarde

Question 15

Welke vereiste heeft een variabele voor het gebruikt kan worden?

Answer 15

Om variabelen te kunnen gebruiken moet bij de start van een module worden aangegeven (“declare”) wat de naam van de variabele is en welk type data de variabele vertegenwoordigt.

Question 16

Welke veelgebruikte types van variabelen bestaan er in Java?

Answer 16

• int: geheel getal
  
  • 13; -4
• double: decimaal getal
  
  • 15,87; -2,4*10⁷
• boolean: true of false
• char: karakter
  
  • ‘A’; ‘j’
• String: tekst
  
  • “Vives”; “programmalogica”

Question 17

Wat is een toekenningsopdracht?

Answer 17

variabele = expressie;

Een toekenningsopdracht bevat een toekenningsoperator (‘=’) en slaat de waarde van de rechterkant van de operator op in de variabele aan de linkerkant.

De rechterkant wordt een expressie genoemd. Dit kan een waarde zijn, een variabele of bewerkingen tussen meerdere variabelen en/of waarden.

Question 18

Wat is een vereiste bij een toekenningsopdracht?

Answer 18

Het type van de expressie moet overeen komen met het type van de variabele.

Question 19

Wat is een “constante”?

Answer 19

Een constante is een variabele met een vaste waarde die gedurende de uitvoering van de module (programma) niet mag veranderen.

Question 20

Hoe wordt een constante gedeclareerd?

Answer 20

final datatype CONSTANTNAME = value;

vb: final double PI = 3.14159;

Question 21

Som de verschillende relationale operatoren op.

Answer 21

• kleiner dan
  
  • <
• kleiner dan of gelijk aan
  
  • <=
• groter dan
  
  • >
• groter dan of gelijk aan
  
  • >=
• gelijk aan
  
  • ==
• verschillend van
  
  • !=

Question 22

Wat zijn samengestelde vergelijkingen?

Answer 22

Deze ontstaan door met logische operatoren bewerkingen uit te voeren op relationele vergelijkingen.

Question 23

Som de logische operatoren op.

Answer 23

• logische negatie
  
  • not: !
• logische conjunctie
  
  • and : &&
• logische disjunctie
  
  • or: ||

Question 24

Geef de not-operator grafisch weer.

Answer 24

Indien aan de conditie C1 niet wordt voldaan, dan wordt de ja-tak (dus actie A1) uitgevoerd.

Is aan C1 wel voldaan, dan wordt de neen-tak (dus actie A2) uitgevoerd.

Question 25

Geef een alternatieve grafische weergave van de not-operator.

Answer 25

Question 26

Geef de and-operator grafisch weer.

Answer 26

Indien aan C1 en C2 terzelfder tijd wordt voldaan, wordt de ja-tak (dus actie A1) uitgevoerd. Anders wordt de neen-tak (dus actie A2) uitgevoerd.

Question 27

Geef een alternatieve grafische weergave van de and-operator.

Answer 27

Question 28

Geef de or-operator grafisch weer.

Answer 28

Het voltstaat dat slechts aan één van beide condities wordt voldaan, om de ja-tak (dus actie A1) uit te voeren.

Enkel wanneer aan geen enkele van de twee voorwaarden voldaan wordt, wordt de neen-tak (dus actie A2) uitgevoerd.

Question 29

Geef een alternative grafische weergave van de or-operator.

Answer 29

Question 30

Wat zijn de “wetten van De Morgan”?

Answer 30

Via de wetten van De Morgan is het mogelijk om van de logische and-operator over te gaan de or-operator en omgekeerd.

Question 31

Som de wetten van De Morgan op.

Answer 31

Als aan (C1 and C2) niet voldaan is, dan is het omdat aan C1 of aan C2 niet voldaan is.

not (C1 and C2) = (not C1) or (not C2)

Als aan (C1 or C2) niet voldaan is, dan is het omdat zowel terzelfder tijd aan C1 en aan C2 niet voldaan wordt.

not (C1 or C2) = (not C1) and (not C2)