21/ Hemisferische Asymmetrie Flashcards

(38 cards)

1
Q

Wat toont neuroanatomische asymmetrie van de cortex

A

,”Structurele asymmetrie zichtbaar op CT of MRI occipitaal links over de middellijn, frontaal rechts veroorzaakt door Yakovlevian torque.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de algemene regel omtrent asymmetrie in de hersenen

A

,Evolutionair oude gebieden (primair motorisch/sensorisch) zijn meer symmetrisch dan recentere gebieden zoals de frontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bepaalt de kliniek bij letsels in het taalnetwerk

A

,De locatie van het letsel in het taalnetwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn gelateraliseerde corticale functies

A

,”Handvoorkeur, taal, motoriek, aandacht en meer.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontwikkelt handvoorkeur zich

A

,Begint al foetaal (bijvoorbeeld duimzuigen) en wordt vastgesteld tijdens de kleutertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de relatie tussen handvoorkeur en taal

A

,Bijna alle rechtshandigen (90% van de bevolking) hebben taalcentrum in de linkerhemisfeer bij linkshandigen is 27% R-hemisfeer dominant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke moderne technieken worden gebruikt voor neurowetenschappelijk onderzoek

A

,”Functionele MRI (fMRI), EEG/MEG, en transcraniële magnetische stimulatie (neuromodulatie).”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat toont fMRI van het taalnetwerk

A

,”Een duidelijke lateralisatie in de linkerhemisfeer bij de meeste deelnemers, met lokale variaties tussen individuen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een netwerk/connectoom

A

,Een systeem van onderling verbonden ‘hubs’ letsel aan één regio kan de functie van het hele netwerk beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat verbindt Broca en Wernicke in het taalnetwerk

A

,”De arcuate fasciculus, een wittestoftractus.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de rol van Broca in het taalnetwerk

A

,Betrokken bij spraakproductie en syntactische analyse (gebied BA44-45).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet de ventrale stroom in het dual stream model

A

,Begrip van spraak en lexicosemantische koppeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet de dorsale stroom in het dual stream model

A

,Het mappen van akoestische input naar motorische regio’s en spraakproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is orthografie

A

,De weergave van klanken van een taal door geschreven of gedrukte symbolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen fonemen en grafeem-foneem-koppeling

A

,Fonemen zijn klanken van lettergrepen grafeem-foneem-koppeling is het linken van letters aan klanken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er in de visuele woordvormherkenningsregio

A

,BA37 (fusiforme gyrus) detecteert visuele woordvormen voor lexicale verwerking.

17
Q

Wat doet de rechterhemisfeer bij taalverwerking

A

,”Betrokken bij prosodie (intonatie, emotie) en compensatie na letsel in de linkerhemisfeer.”

18
Q

Welke onderdelen zijn betrokken bij inner speech

A

,Broca en STG voor stille taalverwerking Broca en SMA (BA6) voor hardop lezen.

19
Q

Wat is een voorbeeld van plasticiteit na hersenletsel in de linkerhemisfeer

A

,Compensatie door activatie in de rechterhemisfeer.

20
Q

Welke bilaterale activaties vinden plaats tijdens lezen en luisteren

A

,Activatie van STG/STS bilateraal voor lexicale mapping in het fonologisch netwerk.

21
Q

Welke functie heeft de rechter inferieure frontale gyrus (BA44)

A

,”Verantwoordelijk voor prosodie (intonatie), affectieve en niet-affectieve interpretatie, en bij aprosodie: productie van afgevlakte spraak.”

22
Q

Wat is de functie van de rechter BA22

A

,Begrip van prosodie.

23
Q

Hoe compenseert de rechter hemisfeer na hersenletsel links

A

,”Plasticiteit, vooral bij jongere personen, leidt tot betere compensatie.”

24
Q

Welke hersengebieden zijn actief bij tonen/geluiden zonder fonemen

A

,Heschl bilateraal actief en Wernicke voor spraakdetectie met frontale controle.

25
Wat gebeurt er bij luisteren naar woorden
,Foneemextractie in planum temporale. Lexicale mapping in STS. Lexicosemantische koppeling in de ventrale stroom. Syntactische analyse door Broca en andere regio's.
26
Wat is de rol van top-down projecties tijdens luisteren
,"Integratie in context, bv. gebruik van voornaamwoorden en dynamische interpretatie."
27
Welke gebieden zijn betrokken bij het herkennen van visuele vormen
,BA17/18/19 voor visuele detectie en BA37 (fusiforme “visual word form area”) voor woordvormherkenning.
28
Welke stappen vinden plaats bij het luidop lezen
,Detectie visuele vormen → lexicale mapping STS. Lexicosemantische koppeling in ventrale stroom. Inner speech: Broca en STG. Motorische controle: SMA en hogere-orde cognitieve controle in DLPFC en anterieure cingulaire cortex.
29
Wat zijn kenmerken van afasie
,"Verworven taalstoornis met of zonder spraakstoornis, bv. Broca-afasie (spraakproductie verstoord) of Wernicke-afasie (begripsstoornis)."
30
Wat is dysarthrie
,Motorische spraakstoornis met onduidelijke spraak door krachtsverlies.
31
Wat is aprosodie
,"Verstoorde klankkenmerken van spraak, bv. monotone spraak bij afwezigheid van toonhoogteverschillen."
32
Wat zijn kenmerken van Broca-afasie
,"Non-fluente spraak met agrammatisme, spraakapraxie en moeilijkheden bij nazeggen."
33
Wat zijn kenmerken van Wernicke-afasie
,"Vloeiende spraak met parafasieën, gestoorde semantiek en begrip, en vaak problemen bij nazeggen."
34
Wat gebeurt er bij letsel in de rechter pariëtale cortex
,"Neglect van de linkerhelft van de ruimte, extinctie bij bilaterale stimuli en astereognosie bij sensorische identificatie van objecten."
35
Wat is het verschil tussen rechter en linker pariëtale cortex
,Rechts: aandacht en ruimteweergave. Links: uitvoering van aangeleerde motorische handelingen en coördinatie met visuele input.
36
Hoe test je een fatische stoornis
,"Door spontane spraak, herhaling, begrip, lezen, benoemen en schrijven te beoordelen."
37
Wat test je bij ideomotorische apraxie
,"Of een persoon een beweging op vraag kan nadoen, ondanks intact begrip en motoriek."
38
Wat zijn kenmerken van dyslexie
,"Persisterende problemen met lezen/spelling door fonologische verwerkingsstoornissen, soms met visuele componenten en erfelijke basis."