2.2,2.3 And 2.5 Flashcards

(29 cards)

1
Q

collectivisatie

A

samenvoeging van privéboerderijen in gemeenschappelijke landbouwbedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fascisme

A

antidemocratische, gewelddadige, extreem nationalistische en totalitaire politieke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

indoctrineren

A

systematisch opdringen van ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kolchoz

A

groot landbouwbedrijf waarop boeren samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

persoonsverheerlijking

A

uitbundig prijzen van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

planeconomie

A

economie waarbij de overheid voorschrijft wat moet worden geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stalinisme

A

variant van het communisme met extreme onderdrukking en extreme verering van een politiek leider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

totalitair

A

als de overheid volledig heerst over de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

veteraan

A

oud-soldaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welzijn

A

als het goed gaat met iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

absolute meerderheid

A

meerderheid van meer dan de helft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

inflatie

A

waardevermindering van geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intimideren

A

bang maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

links(in de politiek)

A

vooruitstrevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nationaalsocialisme

A

antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nazi

A

afkortingen van nationaalsocialist

17
Q

oorlogsindustrie

A

industrie die wapens en andere militaire producten maakt

18
Q

rassenleer

A

onjuiste theorie over verschillen tussen ‘mensenrassen’

19
Q

rechts(in de politiek)

A

conservatief, voor sterke leiders

20
Q

regime

A

ondemocratische regering

21
Q

Afrikaner

A

witte persoon in Zuid-Afrika die Afrikaans(een soort Nederlands) spreekt

22
Q

dominion

A

zelfstandig deel van het Britse rijk

23
Q

Hadith

A

overgeleverde uitspraken en handelwijzen van Mohammed

24
Q

Midden-Oosten

A

gebied tussen de Middellandse en de Arabische Zee inclusief Turkije, Egypte en Iran

25
Non-coöperatie
niet samenwerken
26
orthodoxe moslim:
moslim die zich strikt houdt aan de voorschriften van de islam
27
seculier
niet-godsdienstig
28
sharia
islamitische wetgeving, gebaseerd op de Koran en de Hadith
29
sjah
koning van Iran (Perzië)