2.4 Geld moet rollen Flashcards

1
Q

Geldfuncties

A
  • ruilmiddel ( als je niets koopt)
  • rekenmiddel (als je de waarde vaststelt van iets)
  • spaarmiddel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chartaal geld

A

Als je contact geld uitgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Giraal geld

A

Als je pint, contactloos of credit card of ideal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betaal je als je rood staat op je bank

A

Heel veel rente.
Over een debetsaldo betaal je rente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bemiddelen banken in

A

Zij bemiddelen tussen de vraag naar geld en het aanbod van geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanbod van geld bij de bank komt van….

A

spaarders, zij ontvangen als vergoeding rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De vraag van geld bij de bank komt van…

A

De vraag komt van gezinnen en bedrijven die geld willen lenen. Zij betalen rente hiervoor.
Rente is dus de prijs voor geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rente is…

A

De prijs voor geld.
Als je geld leent betaal je de bank rente
Als je spaargeld hebt op de bank krijg je van de bank rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ECB

A

Europese Centrale Bank
Is de centrale Bank voor de eurozone. De ECB bepaalt voor alle eurolanden de basisrente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verdienen banken geld aan je betaalrekening

A

Als je tekort hebt op je rekening betaal je debetrente
Als je een plus hebt ontvang je creditrente
De debetrente is hoger dan de creditrente zo maken de banken winst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly