29-32 Flashcards
(98 cards)
1
Q
De naam
A
Der Name
2
Q
De familienaam
A
Der Familienname
3
Q
De voornaam
A
Der vorname
4
Q
België
A
Belgien
5
Q
Duitsland
A
Deutschland
6
Q
Frankrijk
A
Frankteich
7
Q
Het land
A
Das land
8
Q
De stad
A
Die Stadt
9
Q
Het adres
A
Die Adresse
10
Q
De woonplaats
A
Der Wohnort
11
Q
De kamer
A
Das Zimmer
12
Q
Duits
A
Deutsch
13
Q
Engels
A
Englisch
14
Q
Frans
A
Französisch
15
Q
Nederlands
A
Niederländisch
16
Q
De moedertaal
A
Die Muttersprache
17
Q
De taal
A
Die Sprache
18
Q
De broer
A
Der Bruder
19
Q
De familie
A
Die Familie
20
Q
De grootmoeder
A
Die Großmutter
21
Q
De grootvader
A
Der Großvater
22
Q
Het kind
A
Das Kind
23
Q
De moeder
A
Die Mutter
24
Q
De zus
A
Die Schwester
25
De zoon
Der Sohn
26
De dochter
Die Tochter
27
De vader
Der Vater
28
De ouders
Die Eltern
29
De broers en zussen
Die Geschwister
30
De grootouders
Die Großeltern
31
De dag
Der Tag
32
De week
Die Woche
33
Het jaar
Das Jahr
34
De tijd
Die Zeit
35
De gsm
Das Handy
36
Het gsm-nummer
Die Handynummer
37
Het nummer
Die Nummer
38
De telefoon
Das Telefon
39
Het telefoonboek
Das Telefonbuch
40
Het telefoonnummer
Die Telefonnummer
41
De vriend
Der Freund
42
De vriendin
Die Freudin
43
De bewoner
Der Bewohner
44
De bewoonster
Die Bewohnerin
45
De medebewoner
Die Mitbewohner
46
De medebewoonster
Die Mitbewohnerin
47
Bezoeken
Besuchen
48
Blijven
Bleiben
49
Heten
Heißen
50
Komen
Kommen
51
Schrijven
Schreiben
52
Zijn
Sein
53
Spreken
Sprechen
54
Wonen
Wohnen
55
Hebben
Haben
56
Horen
Hören
57
Koken
Kochen
58
Zoeken
Suchen
59
Wat
Was
60
Wie
Wer
61
Hoe
Wie
62
Waar
Wo
63
Waar... Vandaan
Woher
64
Waar... Naartoe
Wohin
65
Alstublieft
Bitte
66
Goed
Gut
67
Prima, uitstekend
Prima
68
Graag
Gern
69
Al
Schon
70
Aangenaam
Angenehm
71
Tot ziens
Auf Wiedersehen
72
Excuseer
Entschuldigung
73
Goeiedag
Guten Tag
74
Tot ziens
Tschüss
75
Dank u wel
Vielen Dank
76
Wat zegt u
Wie bitte
77
Hoe gaat het
Wie geht's
Wie geht's dir
Wie geht's Ihnen
78
Het boek
Das Buch
79
De verjaardag
Der geburtstag
80
De mensen
Die leute
81
De medeleerling
Der mitschüler
82
De medeleerlinge
Die Mitschülerin
83
Het getal
Die Zahl
84
Begroeten
Begrüßen
85
Gaan
Gehen
86
Kennen
Kennen
87
Leren
Lernen
88
Zeggen
Sagen
89
Spelen
Spielen
90
Studeren
Studieren
91
Luisteren
Zuhören
92
Eigenlijk
Eigentlich
93
Vanzelfsprekend
Selbstverständlich
94
Misschien
Vielleicht
95
Samen
Zusammen
96
Dat is leuk
Das macht Spaß
97
Ik heb dorst
Ich habe Durst
98
Ik heb honger
Ich habe Hunger
