2E - Woordenlijst - 2e trimester Flashcards

Woordenschat van de behandelde hoofdstukken (57 cards)

1
Q

Hellas

A

Het oude Griekenland (Griekenland + westkusten van huidige Turkije)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Minoïsche beschaving

A

andere naam voor Kretenzische beschaving, vernoemd naar legendarische koning Minos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fresco

A

muurschilderij op kalkmuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dodenmasker

A

gouden masker voor overleden persoon (in Mycene)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Legendarisch

A

volgens de legende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

labyrintisch

A

zoals een labyrinth/doolhof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welvaart

A

het gaat goed in het land/rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bloeiperiode

A

periode waarin het goed gaat in het rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kolonisatie

A

het stichten van een nederzetting op een andere plaats terwijl er dichte banden met de moederplaats behouden worden. Vaak ten koste van de lokale bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

push-factor

A

reden waarom mensen wegtrekken van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pull-factor

A

reden waarom dat mensen naar een gebied toe trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stadstaat

A

onafhankelijke stad en de omringende gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

agora

A

grote open ruimte in een stadstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

akropolis

A

versterkte ‘burcht’ in een stadstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

maritiem

A

over zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

continentaal

A

over land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

obool

A

braadspit, naam van Helleense munt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tirannie

A

alleenheerschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Oligarchie

A

regering van weinig personen die behoren tot een hogere stand of klasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

democratie

A

het volk regeert’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

aristocratie

A

regering van ‘de besten’ (= aristoi), een soort oligarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

rechtstaat

A

een staat waarbij het ‘recht’ regeert, staat met wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ostracisme

A

het verbannen van atheense politici via het stemmen met scherven

24
Q

scheiding der machten

A

politiek systeem waarbij de 3 machten bij verschillende politieke instellingen zitten.

25
wetgevende macht
maakt de wetten
26
uitvoerende macht
voert de wetten uit
27
rechterlijke macht
voert controle uit op de naleving van de wetten en bestraffen de overtredingen ervan
28
burgerrechten
rechten voor burgers van een bepaald land
29
mensenrechten
rechten voor alle mensen
30
imperialisme
proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen breiden door gebieden te veroveren en te beheersen
31
diadochen
"opvolgers", Macedonische generaals van het leger van Alexander de Grote, die na zijn dood streden om de macht in zijn gigantische rijk
32
hellenisme
wederzijdse beïnvloeding tussen Oosterse en Westerse culturen tijdens de klassieke oudheid
33
ambt
de functie van een ambtenaar (iemand die voor de overheid werkt)
34
lingua franca
een taal waarin je met iedereen kan communiceren
35
ontstaansmythe
mythe (verhaal) over het ontstaan van een stad/rijk/land
36
Senaat
college van 100 tot 900 senatoren die het Romeinse staatshoofd assisteerden tijdens de periode van het Romeinse Rijk.
37
consul
een hoge magistraat in het Romeinse Rijk (bestuurde Romeinse Rijk per twee)
38
volkstribuun
een belangrijk ambt in de Romeinse Republiek. De belangrijkste functie van deze volkstribunen was het behartigen van de belangen van de plebejers ('het gewone volk') tegenover het patriciaat.
39
patriciërs
de aristocratie in het Romeinse Rijk
40
plebejers
het gewone volk
41
gouverneur
het hoofd van een regering van een kolonie, deelstaat, provincie
42
provincie
een deelgebied van een land met vaak een eigen regionaal bestuur.
43
verdeel en heers
een tactiek waarbij de ene concurrent meer rechten krijgt dan de andere concurrent. De ene concurrent wordt onderworpen, terwijl de andere als bondgenoot wordt gehouden.
44
mare nostrum
onze zee', de naam dat de Romeinen gaven aan de Middellandse Zee
45
enterburg
brug dat tussen twee boten gelegd kan worden
46
principaat
staatsvorm onder Keizer Augustus, hij was 'princeps' = eerste burger, en had de macht gekregen van de senaat
47
dominaat
staatsvorm met keizercultus (keizers worden aanbeden als goden)
48
tetrachie
een staatsvorm waarbij de macht wordt gedragen door vier personen.
49
Imperium Romanum
Het Romeinse keizerrijk
50
triumviraat
3 mensen regeren
51
schijnrepubliek
staatsvorm die lijkt op een republiek maar waarbij de macht toch gecentreerd wordt op 1 persoon (hier keizer Augustus)
52
polytheïsme
geloof in meerdere goden
53
monotheïsme
geloof in 1 god
54
keizercultus
systeem waarbij keizers als goddelijke personen aanbeden worden
55
conservatisme
vasthouden aan traditie
56
do ut des
ik geef zodat jij geeft
57
staatsreligie
officiële godsdienst van een staat