3 VWO Deutschbuch A Kapitel 1 Flashcards
(102 cards)
1
Q
der Deckel
A
de deksel
2
Q
der Konsum
A
de consumptie
3
Q
der Flieger
A
het vliegtuig
4
Q
der Pragmatiker
A
iemand die praktisch in het leven staat
5
Q
der Topf
A
de pan
6
Q
der Zufall
A
het toeval
7
Q
die Empfehlung
A
de aanbeveling, het advies
8
Q
die Hauptsache
A
de hoofdzaak
9
Q
die Insel
A
het eiland
10
Q
das Aussehen
A
het uiterlijk
11
Q
das Rad
A
de fiets
12
Q
achten auf
A
letten op
13
Q
aussuchen
A
uitzoeken
14
Q
ein bisschen
A
een beetje
15
Q
Einfluss haben auf
A
invloed hebben op
16
Q
etwas vermeiden
A
iets vermijden
17
Q
hässlich
A
lelijk
18
Q
im Idealfall
A
ideaaliter
19
Q
inzwischen
A
inmiddels
20
Q
nachhaltig
A
duurzaam
21
Q
schön
A
mooi
22
Q
stehen zu
A
vinden van
23
Q
wichtig
A
belangrijk
24
Q
zumindest
A
tenminste
25
Das ist mir egal.
Dat maakt mij niet uit.
26
Es gefällt mir (nicht).
Het bevalt me (niet).
27
der Freundeskreis
de vriendengroep
28
der Geruch
de geur
29
der Grund, die Gründe
de reden
30
der Jugendliche, die Jugendliche, die Jugendlichen
de jongere
31
die Gesundheit
de gezondheid
32
die Krankheit
de ziekte
33
die Trendwende
de verandering van trend
34
die Umfrage
de enquête
35
die Zigarette, die Zigaretten
de sigaret
36
abschrecken
afschrikken
37
auffällig
opvallend
38
aufhören
ophouden, stoppen
39
dazugehören
erbij horen
40
ekelhaft
walgelijk
41
empfehlen
aanbevelen
42
entstehen
ontstaan
43
erfahren
vernemen, te weten komen
44
fast
bijna
45
kläglich gescheitert
jammerlijk mislukt
46
leider
helaas
47
rauchen
roken
48
scheinbar
kennelijk, schijnbaar
49
spürbar
voelbaar
50
ziemlich
nogal
51
der Meeresmüll
de afval uit zee
52
die Auswahl
de keuze
53
die Bude
de kiosk
54
die Kleiderstange
het kledingrek
55
die Kollektion
de collectie
56
die Tüte
de zak
57
das Angebot
het aanbod
58
das Viertel
de wijk
59
die heutigen Trends
de huidige trends
60
angeblich
zogenaamd
61
bekommen
krijgen
62
brauchen
nodig hebben
63
das letzte Mal
de laatste keer
64
denn
want
65
erweitern
uitbreiden
66
gleichzeitig
tegelijkertijd
67
häufig
vaak
68
herzhaft
hartig
69
klappen
lukken
70
konsumieren
consumeren
71
langweilig
saai
72
ob
of
73
prall
propvol
74
schon
al
75
träumen
dromen
76
trotzdem
toch
77
vielfältig
divers
78
der Platz
de plek
79
der Schritt
de stap
80
die Fortsetzung
het vervolg
81
abhängig
afhankelijk
82
aufmerksam
oplettend
83
Bescheid wissen
op de hoogte zijn
84
einfach
makkelijk
85
einrichten
regelen, indelen
86
erfolgreich
succesvol
87
erklären
uitleggen
88
erzählen
vertellen
89
gewünscht
gewenst
90
insbesondere
in het bijzonder
91
je ..., desto ...
hoe ... des te ...
92
leicht
makkelijk, licht
93
loslegen
beginnen
94
lustig
grappig, vrolijk
95
schwierig
moeilijk
96
sich kümmern um
zorgen voor
97
sich überlegen
erover nadenken
98
unbedingt
beslist
99
vergessen
vergeten
100
wohlfühlen
goed voelen
101
zeigen
laten zien
102
die Trinkhalle
de kiosk
