3.1

Question 1

Elektrische lading

Answer 1

Door de wrijving kunnen voorwerpen elektrisch geladen worden en daardoor kunnen ze krachten uitoefenen

Question 2

2 soorten lading

Answer 2

Positieve en negatieve lading

Question 3

Gelijke ladingen

Answer 3

Stoten elkaar af

Question 4

Tegenovergestelde ladingen

Answer 4

Trekken elkaar aan

Question 5

Neutraal

Answer 5

Een voorwerp met evenveel positieve als negatieve lading

Question 6

Elektronen

Answer 6

Kleine negatief geladen deeltjes in een atoom (e-)

Question 7

Protonen

Answer 7

Postitief geladen deeltjes in een atoom kern

Question 8

Neutron

Answer 8

Neutraal geladen deeltjes in atoomkern

Question 9

Statische elektriciteit

Answer 9

Overschot of tekortaan negatieve lading, de lading stroomt weg als je het voorwerp aanraakt

Question 10

Batterij

Answer 10

Ene pol = overschot en andere pol = tekort aan elektronen (in de batterij + —> -)

Question 11

Elektronische stroom

Answer 11

Elektronen bewegen van - —> +

Question 12

Geleider

Answer 12

Daarin kunnen elektronen zich bewegen (bijv metaal)

Question 13

Vrije elektronen

Answer 13

Kunnen zich vrij door metaal (geleider) verplaatsen, door dat de buitenste elektronen van metaal(geleider) zwak worden aan getrokken naar de atoom kern

Question 14

Isolator

Answer 14

Elektronen kunnen zich hierin niet vrij bewegen (bijna alle niet-metalen zijn isolatoren)

Question 15

(A) Ampére

Answer 15

Eenheid van stroom

Question 16

(C) Coulomb

Answer 16

Eenheid van elektrische lading

Question 17

(I) Stroomsterkte

Answer 17

De hoeveelheid lading (Q) in coulomb (c) die per seconde door een draad stroomt

Question 18

(I) Stroomsterkte berekenen

Answer 18

I = Q/t (Q= coulomb(c) en t=tijd in seconden)

Question 19

1 ampère

Answer 19

1 C/S (coulomb per seconde)

Question 20

Lading van 1 coulomb

Answer 20

6,25 x 10^18 (6,25 triljoen)

Elektronen of evenveel protonen

Question 21

Lading van elektron

Answer 21

1/6.25 x 10^18 = 1.6 x 10^-19 C