3.1 Flashcards
Waterkringloop
Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag (korte) en via grondwater en rivieren (lange) weer terugstroomt naar zee
Zoet water
Water waarin weinig zout is opgelost. Drinkwater is zoet water
Zout water
Water waarin veel zout is opgelost. Zeewater is zout water.
Oppervalktewater
Water dat je kunt zien zoals meren, vennen, rivieren en zeeën
Grondwater
Water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteenten getrokken is
Landijs
ijsmassa’s die op het vaste land liggen
Glestjers
Groot ijspakket in de bergen dat ontstaat door opeenhoping van sneeuw
Waterbalans
De hoeveelheid water die een gebied in en uit komt
Nuttige neerslag
Het verschil tussen neerslag en verdamping dus wat je aan het water overhoudt.
Infiltratie
Het in de grond indringen van water.
Fosielwater
Water in de grond dat stamt uit eerdere tijden
Aquifer
Waterhoudende laag in de ondergrond
Vernieuwbaar water
Water dat in het tempo aangevuld wordt waarin het verbruikt wordt
Niet-vernieuwbaar water
Water dat niet of heel langzaam word aangevuld waardoor het opraakt (bijvoorbeeld een aquifer)
Duurzaam waterbeheer
Waterbeheer waarbij alleen de voorraad vernieuwbaar water word gebruikt