3.3 Flashcards

(8 cards)

0
Q

Wat is het kenmerkende aspect van deze paragraaf

A

De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Welke zuilen zijn er?

A

Dorische, ionische, korinthische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Om Welke 2 beelden is Phidias bekend

A

Het standbeeld van Zeus, Het standbeeld van Athena

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het verschil uit tussen de romeinse en griekse cultuur

A

Bv. Romeinse cultuur is gebaseerd op bogen (zoals het parthenon) en de Griekse cultuur vooral op zuilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vind jij het colloseum of het pantheon mooier qua vorm

A

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is een amfitheater groter of kleiner dan een Grieks theater?

A

Groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef een definitie van vormentaal

A

Alle kenmerkende aspecten die bij een cultuur horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De grieken waren beter in het maken van Kunst. Waar waren de Romeinen beter in dan de grieken?

A

Oorlog voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly