3B1 - Lokalisatie Flashcards

(44 cards)

1
Q

Noem de 5 delen van het foetale brein (craniaal naar caudaal)

A
  • Telencephalon
  • Diecephalon
  • Mesencephalon
  • Metencephalon
  • Myelencephalon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke hersengebieden komen voort uit de volgende delen van het foetale brein?
- Telencephalon
- Diencephalon
- Mesencephalon
- Metencephalon
- Myelencephalon

A
  • Telencephlaon –> cerebrum + subcorticale kernen
  • Diencephalon –> (hypo)thalamus
  • Mesencephalon –> Middenhersenen/mesencephlaon
  • Metencephalon –> pons + cerebellum
  • Myelencephalon –> medulla oblongata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke schors ligt direct rostraal van de sulcus centralis?

A

Motorische cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke schors ligt direct caudaal van de sulcus centralis?

A

Sensorische cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de fusiforme gyrus en in welke lobus bevindt deze zich?

A

Het herkennen van gezichten en het bevindt zich in de lobus temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee gebieden zijn er voor taal en wat is hun functie?

A
  • Broca –> motoriek van spreken
  • Wernicke –> begrip van taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten centrale glia zijn er?

A
  • oligodendrocyt
  • astrocyt
  • microglia
  • ependymcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt er onder vitale sensibiliteit verstaan?

A

Pijn en temperatuurzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er onder gnostische sensibiliteit verstaan?

A

Trilling, aanraking, tast, lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem het verloop van de vitale sensibiliteit

A

Prikkel –> Sensibel neuron –> sensorische ganglia –> ruggenmerg –> kruising –> opstijgend via anterolaterale baan –> hersenstam –> sensibele cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem het verloop van de gnostische sensibiliteit

A

Prikkel –> sensibel neuron –> sensorische ganglia –> ruggenmerg –> opstijgend via dorsale kolom –> kruising in medulla oblongata –> sensibele cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Naar welk hersengebied gaat de viscerosensibele informatie?

A

Naar de insula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is exteroceptie en interoceptie?

A

Exteroceptie is het ontvangen van informatie uit de omgeving
Interoceptie is het ontvangen van informatie uit het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is nociceptie?

A

Het voelen van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke informatie komt in de voorhoorn van het ruggenmerg?

A

Daar treedt motorische informatie uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke informatie komt in de achterhoorn van het ruggenmerg?

A

Daar komt sensibele informatie binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verloopt de motorische informatie vanuit de motorische cortex naar het doelorgaan?

A

Motorische cortex –> middenhersenen –> pons –> kruising in medulla –> ruggenmerg afdalend via laterale cortico-spinale baan –> ventrale hoorn –> perifeer neuron –> doelorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem de 4 soorten centrale gliacellen (en hun functie)

A
  • oligodendrocyten (vormen myeline)
  • microglia (fagocytering)
  • astrocyten (bloed-hersenbarrière)
  • ependymcellen (liquorproductie)
19
Q

Noem de 2 soorten perifere gliacellen (en hun functie)

A
  • schwann cellen (myeline vorming)
  • satelliet cellen
20
Q

Noem de 12 hersenzenuwen op, op volgorden

A
  1. olfactorius
  2. opticus
  3. oculomotorius
  4. trochlearis
  5. trigeminus
  6. abducens
  7. facialis
  8. vestibulocochlearis
  9. glossopharyngeus
  10. vagus
  11. accesorius
  12. hypoglossus
21
Q

Noem de symptomatische verschillen tussen een centrale en een perifere verlamming

A

Centraal:
- spierstijfheid
- verhoogde reflexen
- positieve babinski
Perifeer:
- atrofie
- verlaagde spiertonus
- verlaagde reflexen
- normale babinski

22
Q

Noem verschillende oorzaken van een CVA

A
  • intracraniële atherosclerose
  • Extracraniële atherlosclerose
  • cardiale embolie (uit de a. vertebralis of a. carotis)
  • hematologisch afwijkingen
  • dissectie van een bloedvat
  • vasculitis
  • hemodynamische afwijkingen
23
Q

Wat zijn focale symptomen van een CVA en geef een voorbeeld

A

Focale symptomen zijn duidelijk lokaliseerbare afwijkingen:
- afasie
- hemiparese
- hemianopsie (helft gezichtsveld uitval)
- ataxie
- dysartrie
- diplopie (dubbelzien)

24
Q

Wat zijn globale symptomen van een CVA en geef een voorbeeld

A

Globale symptomen zijn niet duidelijk lokaliseerbaar:
- zwart voor de ogen
- duizeligheid
- bewusteloosheid
- verwardheid

25
Noem de verschijnselen bij een CVA in de linkerhemisfeer en de verschijnselen voor een CVA in de rechterhemisfeer
Linkerhemisfeer: - taalproblemen - rekenproblemen - moeite met schrijven - moeite met redeneren Rechterhemisfeer: - problemen met artistieke vaardigheden - problemen met inzicht - problemen met creativiteit
26
Hoe kun je een herseninfarct van een bloeding onderscheiden op een CT-scan?
Infarct: hypodens (donker) door het oedeem Bloeding: hyperdens (wit) door het (gestolde) bloed
27
Wat is de behandeling voor een herseninfarct?
- Trombolyse (<4,5 uur met rtPA ) - Endocasculaire trombectomie (<6,5 uur, katheter met stent)
28
Wat is het beleid bij een "wake-up stroke?"
CT-perfusie scan uitvoeren. Als er vertraagde perfusie is, evt. nog iets van behandelen.
29
Noem de symptomen van een herseninfarct van de a. cerebri media
- Halfzijdige zwakte in gelaat, arm en been (arm>been) - halfzijdige gevoelsstoornis - dysartrie - afasie - hemianopsie
30
Noem de symptomen van een herseninfarct van de a. cerebri anterior
- Halfzijdige zwakte (been>arm) - Halfzijdige gevoelsstoornis - Dysartrie - Gedragsstoornis - Desoriëntatie - Apathie
31
Noem de symptomen van een herseninfarct van de a. cerebri posterior
- Hemianopsie of kwadrantanopsie - (halfzijdige gevoelsstoornis) - (halfzijdige zwakte)
32
Noem de symptomen van een herseninfarct in de a. vertebralis en/of a. basilaris
Cerebellum: - Coördinatieproblemen - Draaiduizelig - Dysartrie Hersenstam: - Ataxie - Diplopie - Slikstoornis - Dysartrie - Draaiduizelig - Zwakte (bilateraal of alternerend)
33
Kenmerken leasie cerebellum?
- cerebellaire ataxie - nystagmus - breedbasische gang - gestoorde top-neus/knie-hak
34
Kenmerken leasie extrapiramidaal systeem
- verhoogde tonus - rigiditeit - chorea/ballisme - dystonie - hypokinesie - houdingsinstabiliteit
35
Kenmerken laesie piramidebaan
- verhoogde tonus - spasticiteit - verhoogde reflexen - géén evidente atrofie - pathologische reflexen
36
Kenmerken laesie voorhoorncel
- lage tonus - fasciculaties - géén sensibele uitval - lage reflexen - atrofie
37
Kenmerken laesie neuromusculaire overgang
- géén sensibele klachten - dagschommeling - uitputting/provocatie - vaak normale reflexe
38
Welke zenuwen lopen langs/in de sinus cavernosus?
- N. abducens (n. VI) - Ramus ophthalmicus van de N. trigeminus (N. V1)
39
Door welk vat wordt de bovenzijde van de grote hersenen van bloed voorzien?
a. cerebri anterior
40
Door welk vat/vaten wordt de achterzijde van de grote hersenen van bloed voorzien?
a. cerebri posterior (mediale zijde) a. cerebri media (laterale zijde)
41
Door welk vat/vaten wordt de temporaalkwab van bloed voorzien?
a. cerebri posterior (mediale zijde) a. cerebri media (laterale zijde)
42
Door welk vat wordt de laterale zijde van de grote hersenen van bloed voorzien>
a. cerebri media
43
Hoe gaan de volgende neurologische testen? - Lasuège norm, gekruisd en omgekeerd? - Bragard?
Lasuège: slap been gestrekt heffen --> pijn Gekruisd: slap been gestrekt heffen --> contralaterale pijn Omgekeerd: ptnt op rug, gestrekt been heffen --> pijn voorzijde Bragard: been gestrekt, voet in dorsaalflexie --> pijn
44
Hoe gaan de volgende neurologische testen? - Brudzinski 1 en 2 - Kernig
Brudzinski 1: kin naar de borst brengen --> knieën reflectoir omhoog Brudzinski 2: Been gestrekt omhoog --> contralaterale been knie reflectoir omhoog Kernig: Been gestrekt ophoog --> zelfde been buigt knieën