3B2 week 11 HC 1 & 2 Schizofrenie Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wanneer is er sprake van een psychose?

A

Gedurende > 24 uur hallucinaties en/of wanen en/of gedesorganiseerd gedrag en/of gedesorganiseerd denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn hallucinaties?

A

Waarnemingen die optreden bij afwezigheid van ermee corresponderende sensorische stimuli van het betreffende zintuig
- Voldoende werkelijkheidsgehalte
- Niet onderhevig aan wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn wanen?

A

Persoonlijke, fundamentele, persisterende overtuiging
die in strijd met de werkelijkheid en oncorrigeerbaar is, ondanks afdoende bewijs van het tegendeel
- overtuiging wordt door anderen beschouwd als onjuist, ongeloofwaardig of onmogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn formele denkstoornissen?

A

Stoornissen in het beloop en de samenhang van de
gesproken taal als gevolg van stoornissen
in het beloop en de samenhang van het
denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is gedesorganiseerd gedrag?

A

Patroon van sociaal inadequaat, onvoorspelbaar,
onlogisch, niet-doelmatig of ongepast gedrag, soms met agitatie, en gepaard gaande met een slechte zelfverzorging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de prevalentie van psychotische ziektebeelden?

A
  • Psychotische ervaringen: 8%
  • Psychotische symptomen: 4%
  • Psychotische stoornis: 2-3%
  • Schizofrenie: 0,6-0,7%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke symptoomclusters bestaat schizofrenie?

A
  • Negatieve symptomen
  • Positieve symptomen: wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd spreken/denken/gedrag
  • Cognitieve symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je psychotische kenmerken indelen op basis van tijd?

A
  • Minder dan 1 maand: kortdurende psychotische stoornis
  • 1 tot 6 maanden: schizofreniforme stoornis
  • Meer dan 6 maanden: schizofrenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke factoren beïnvloeden de kans op schizofrenie?

A
  • 50% tweeling erfelijkheid, 10-30% oudererfelijkheid
  • Omgeving: cannabis, wintergeboorte, stress, sociale uitsluiting, stedelijke omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de behandeling van psychosespectrum stoornissen?

A
  • Neurobiologische behandeling: antipsychotische medicatie, ECT, rTMS
  • Psycho-educatie
  • Psychologische behandeling
  • Psychosociale behandeling/ondersteuning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van antipsychotica?

A
  • Haloperidol, olanzepine
  • Werken vooral op positieve symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn bijwerkingen van antipsychotica?

A
  • Bewegingssymptomen / extrapiramidale stoornissen (parkinsonisme, acute dystonie, tardieve dyskinesie)
  • Subjectieve symptomen
  • Metabole symptomen
  • Seksuele symptomen
  • Immunologische reactie (cornea) en agranulocytose
  • Neuroleptisch maligne symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn overige oorzaken voor het ontstaan van een psychose?

A

Middelen misbruik of somatische oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een schizoaffectieve stoornis?

A

Overgang van bipolaire stoornis en schizofrenie
- Meer dan 6 maanden
- Zowel manische, depressieve als psychotische episodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stoornissen lijken op een psychose?

A
  • Delier: gedaald/wisselende bewustzijn
  • Bipolaire stoornis: psychose tijdens top van manische periode
  • Waanstoornis: > 1 maand wanen
  • Katatonie: gedesorganiseerd denken/gedrag en psychomotore ontregeling
  • Psychotische depressie: somberheid met wanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de dopamine hypothese?

A

Centraal (mesolimbisch) te veel dopamine veroorzaakt positieve symptomen, frontaal (mesocorticaal) te weinig dopamine veroorzaakt negatieve/cognitieve symptomen

17
Q

Welke negatieve symptomen treden op bij schizofrenie?

A
  • Afgevlakt affect: verminderde mimiek
  • Avolie: initiatief verlies/geen drive
  • Alogie: spraakarmoede
  • Anhedonie: verminderd plezier aan activiteiten in de toekomst
  • Asocaliteit: geen behoefte aan contact
  • Gedachtearmoede
18
Q

Welke cognitieve symptomen treden op bij schizofrenie?

A
  • Verminderd aandacht
  • (Werk)geheugen
  • Verwerkingssnelheid
  • Executieve functies: processen die leiden tot doelgericht gedrag zoals organiseren en controleren van gedrag
    -> beperking in dagelijks functioneren voor en na psychotische periode
19
Q

Welke typische/klassieke antipsychotica zijn er?

A
  • Fenothiazines: chloorpromazine, thioridazine
  • Thioxanthenen: flupentixol
  • Butyrofenonen: haloperidol
  • Difentylbutylderivaten: pimozide, fluspirileen
20
Q

Hoe werken antipsychotica?

A

Blokkade D2 receptor
- Initieel soms verergering positieve symptomen
- Hepatische klaring door CYP450 enzymen

21
Q

Wat zijn kenmerken van het maligne neurolepticum syndroom?

A
  • Gestoord bewustzijn, koorts, spierrigiditeit, acute nierfunctiestoornissen en ontregeling autonome zenuwstelsel
  • 0,1 tot 0,2% antipsychotica gebruikers
  • 10 tot 20% dodelijk
  • Binnen enkele weken na start therapie
22
Q

Welke antipsychotica zijn er naast de klassieke?

A
  • Depotpreparaat: pimozide, fluspirileen
  • Atypisch: risperidon (5-HT2), clozapine (D4), sulpiride, olanzapine
23
Q

Wat zijn illusies?

A

Sensorische systemen die de fysieke buitenwereld vervormen
- Intensiteit kleur, grootte en oriëntatie

24
Q

Welke functietesten zijn er?

A
  • GIT closure test: organiserend vermogen meten door 12 afbeeldingen te benoemen (< 6 goed bij schizofrenie)
  • Continious performance test: lange termijn aandacht meten met hits/misses/false alarms
  • Stroop test: korte termijn aandacht en structurerend vermogen meten door benoemen kleur van woord (verhoogde mate van interferentie bij schizofrenie)
25
Wat is de invloed van een psychiatrische aandoening op de leefstijl?
Bijwerkingen, symptomen en systemische factoren leiden tot: - 2.5x grotere kans op vroegtijdig overlijden - 8 tot 15 jaar kortere levensverwachting
26
Wat zijn de vier pijlers van leefstijl?
- Voeding - Beweging (150 minuten per week) - Slaap - Middelenmisbruik
27
Wat is het effect van voldoende beweging?
- 10 tot 21% lagere kans op depressieve symptomen - 18 tot 48% lagere kans op angststoornissen