4.2 De invloed van de mens Flashcards

1
Q

Wanneer verschenen de eerste dijken? En waar werden ze gezet?

A

In de 11e eeuw- haaks aan de rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar liggen de winterdijken?

A

Ze vormen de barriere tussen de mens en de rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is binnendijks? En buitendijks? Waar is het veiliger om te wonen?

A

Het binnendijkse gebied is het gebied aan de buitenkant van de winterdijken. Het buitendijkse gebied ligt tussen de winterdijken in. Om die reden is het handiger om binnendijks te wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noem je het gebied tussen de zomer en winterdijken, dat bij hoog water kan overstromen?

A

De uiterwaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer kunnen de uiterwaarden worden gebruikt?

A

Als de rivier niet overstroomt. Het dient dan als grasland voor vee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe noem je het deel van de rivier waar deze in de zomer (meestal) door heen stroomt?

A

Het zomerbed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noem je het gebied tot aan de winterdijken?

A

Het winterbed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een dwarsprofiel?

A

Een doorsnede van een rivier door de breedte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan een rivier worden gekanaliseerd? En sinds wanneer wordt dit gedaan?

A

Door middel van sluizen, kribben en stuwen te plaatsen. Dit wordt gedaan vanaf honderd jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een krib? En wat is de functie?

A

Een krib houdt de rivier in zijn stroombed en verbetert de bevaarbaarheid. Het houdt erosie tegen en zorgt ervoor dat de stroomgeul diep genoeg blijft voor de scheepvaart. Daarnaast zorgt het ervoor dat de rivier niet gaat meanderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een stuw?

A

Een dam die open of dicht gedaan kan worden. Zo kan je de wateraanvoer en waterpeil reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat heb je nodig om met een boot door een stuw te varen?

A

Een sluis, want het waterpeil verschilt van de andere kant van de stuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de vertragingstijd?

A

De tijd die regenwater nodig heeft om in een rivier te stromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ontbossing?

A

Het kappen van stukken bos waardoor er een kale helling ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de invloed van verstedelijking op een rivier?

A

De vertragingstijd wordt korter. Dit komt doordat het regenwater niet de tijd krijgt om in de grond te trekken, en in plaats daarvan via het riool direct naar de rivier stroomt. Hierdoor krijg je veel hogere piekafvoeren tijdens natte periodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er naarmate een rivier in de benedenloop door het winterbed stroomt?

A

Door de hoge sedimentatie wordt het winterbed steeds hoger en krijgt de rivier minder ruimte om te stromen. Na een tijdje zal deze dus over de winterdijken stromen.

17
Q

Wat -was- een goede oplossing voor als de dijken doorbraken of de rivier overstroomde, voor 1995?

A

Dijkverzwaringen- de dijken ophogen en/of verbreden.

18
Q

Noem nog een oplossing voor overstromingsrisico’s, voor 1995.

A

Noodoverloopgebieden. Dit waren verlagingen (overlaat) in een dijk waardoor het water naar een aangewezen gebied stroomde.

19
Q

Wat is een waterkering?

A

Een dijk, dam of duinen die het water tegenhoudt.

20
Q

Wanneer kwam men met andere strategieën om overstromingen te voorkomen?

A

In 1993 en 1995. Men werd wakker geschud door de dreigende overstromingen.