44-45-46 Flashcards
(89 cards)
1
Q
pet
A
huisdier
2
Q
squirrel
A
eekhoorn
3
Q
tail
A
staart
4
Q
snake
A
slang
5
Q
jaw
A
kaak
6
Q
shark
A
haai
7
Q
to hunt
A
jagen
8
Q
to catch
A
vangen
9
Q
spider
A
spin
10
Q
harm
A
kwaad
11
Q
harmless
A
onschadelijk
12
Q
harmfull
A
schadelijk
13
Q
trap
A
val
14
Q
mouse
A
muis
15
Q
to bark
A
blaffen
16
Q
to awaken
A
wakker maken
17
Q
kennel
A
hondenhok
18
Q
to sting
A
steken
19
Q
ant
A
mier
20
Q
wasp
A
wesp
21
Q
stable
A
stal
22
Q
to attack
A
aanvallen
23
Q
bull
A
stier
24
Q
cattle
A
vee
25
to breed
fokken
26
to grab
grijpen
27
to drag
slepen
28
female
vrouwelijk
29
male
mannelijk
30
rabbit
konijn
31
to create
scheppen
32
creature
schepsel/wezen
33
meadow
weide
34
hide
huid
35
herd
kudde
36
barn
schuur
37
vet
dierenarts
38
pigeon
duif
39
owl
uil
40
cage
kooi
41
to escape
ontsnappen
42
somehow
op de een of andere manier
43
deer
hert
44
track
spoor
45
donkey
ezel
46
to scream
gillen
47
to lay
leggen
48
to tie
vastbinden
49
hook
haak
50
swift
snel
51
to chase
achternazitten
52
seal
zeehond
53
bird of prey
roofvogel
54
butterfly
vlinder
55
whale
walvis
56
mammal
zoogdier
57
to feed
voeren
58
pedigree
stamboom
59
game
wild
60
species
soort
61
endangered
bedreigd
62
to creep
kruipen
63
earth
aarde
64
earthquake
aardbeving
65
countryside
platteland
66
forest
woud
67
edge
rand
68
wood
bos
69
to surround
omgeven
70
surroundings
omgeving
71
oak
eik
72
axe
bijl
73
branch
tak
74
leaf
blad
75
root
wortel
76
hedge
heg
77
artificial
kunstmatig
78
to pick
plukken
79
scent
geur
80
area
gebied
81
flat
plat
82
hill
heuvel
83
hilly
heuvelachtig
84
mountain
berg
85
scenery
natuurschoon
86
desert
woestijn
87
(in)visible
(on)zichtbaar
88
avalanche
lawine
89
valley
dal