blok 3 spelling en taalschat Flashcards
1
Q
aromatiseren
A
geurig maken
2
Q
idealiseren
A
iets als volmaakt voorstellen
3
Q
implanteren
A
inzetten in levend weefsel
4
Q
imponeren
A
indruk maken
5
Q
improviseren
A
onvoorbereid uitvoeren
6
Q
incasseren
A
innen/binnenhalen
7
Q
indexeren
A
koppelen aan het algemene prijsniveau
8
Q
indoctrineren
A
een overtuiging opdringen
9
Q
paraderen
A
voorbijkomen om zichzelf te laten zien
10
Q
abattoir
A
slachthuis
11
Q
antecedenten
A
vroeger gebeurde feit
12
Q
apotheose
A
ontknoping
13
Q
assertief
A
zelfverzekerd
14
Q
ballotage
A
stemmen over het aannemen van een persoon
15
Q
blamage
A
schande