Apprendre 3 Flashcards
1
Q
Ik heb uitzicht op …
A
J’ai vue sur …
2
Q
Er zijn veel mogelijkheden om uit te gaan
A
Il y a plein de trucs pour sortir
3
Q
We hebben een huis
A
On a une maison
4
Q
Hoeveel kamers hebben jullie?
A
Vous avez combien de pièces?
5
Q
De kamers zijn heel groot
A
Les pièces sont très grandes
6
Q
Ik ben dol op mijn kamer
A
J’adore ma chambre
7
Q
Ik heb een groot bed
A
J’ai une grande lit
8
Q
Is er een tuin?
A
Il y a une jardin?
9
Q
On va partir en Suisse
A
We vertrekken naar Zwitserland