5) De Franse Revolutie Flashcards

(10 cards)

1
Q

De Franse revolutie in drie fases/revoluties. Wat was de beginsituatie?

A

Er was een absolute monarchie: koning had alle macht.
Standensamenleving: een soort ‘klasse’: geestelijken, adel en burgers.
De 1e en 2e stand hadden privileges.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom werd de Staten-Generaal bijeengeroepen en wanneer was dit?

A

1789 -> De koning had geld nodig voor bijvoorbeeld oorlogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was de eerste revolutie?

A

Uiteindelijk praatten ze in de vergadering niet meer over geldproblemen, maar de derde stand (burgers) besloot te praten over fundamentele veranderingen: er was namelijk een meningsverschil over stemverhouding, want geestelijken en adel een stem meer dan de burgers.

Ze verklaarde zich tot de Nationale vergadering(=vergadering van het volk).

En begonnen maatregelen te nemen zonder zich iets van de koning aan te trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was de verklaring en de grondwet?

A

Verklaring van de rechten van de mens en de burger: grondrechten, zoals volkssoevereiniteit, de wet als uitdrukking van de algemene wil, vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers.

Mensen kregen mensenrechten en grondrechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurde er in 1791?

A

Ontstaan grondwet -> Frankrijk werd een constitutionele monarchie met censuskiesrecht.
- Constitutionele monarchie -> het koningsschap bleef in stand, maar moest zich houden aan alle regels van de grondwet en had dus bijna geen macht meer.
- Censuskiesrecht - > de burger die een bepaald bedrag belasting betaalde kreeg kiesrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom vluchtte de koning en wat gebeurde er daarna?

A

Tweede revolutie:
Louis vlucht, want constitutionele monarchie beviel hem niet.
Hij werd ontdekt en teruggevoerd naar Parijs.
1792 -> hij werd gezien als verrader en afgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurde er na de tweede revolutie?

A

De macht werd overgenomen door de radicalen onder de Franse revolutionairen:
2 groepen ->
1) Girondijnen: gematigd -> revolutionairen die kleine veranderingen wilden.
2) Jakobijnen: radicaal -> degene die veel veranderingen wilden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Was Robespierre een Jakobijn of een Girondijn en hoe zag hij de ander?

A

Hij was een jakobijn en zag girondijnen als tegenstander: denkbeeld van Rouseau = vijanden voor het volk moesten uit de weg worden geruimd.

Hij kreeg de macht en veranderde veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was de derde revolutie?

A

Robspierre werd gedood door tegenstanders, daardoor lang wankelende politieke situatie.

1799 -> staatsgreep Napoleon (absolute macht), nadat hij steeds meer macht kreeg in de onrustige tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was ‘Code Napoleon’?

A

Dit werd ingevoerd in Frankrijk en alle veroverde gebieden. Hij had 1 stelsel van wetten opgericht, iedereen is gelijk (geen standensamenleving) en algemeen kiesrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly