Redemittel 2 H4 Flashcards
De hoofdpersonen, dus de beide broers, hebben moeilijkheden met hun baas
Die Hauptpersonen, also die beiden Brüder, haben Schwierigkeiten mit ihrem Chef.
Ik heb de detectivefilm zaterdag op tv gezien
Ich habe den Krimi am Samstag in Fernsehen gesehen.
In welke tijd speelt het verhaal?
In welcher Zeit spielt die Geschichte?
Ik snap het niet. Nog een keertje alsjeblieft!
Ich vertehe es nicht. Noch einmal bitte!
Verliefd? Hoe bedoel je dat?
Verliebt? Wie meinst du das?
Bedoel je misschien de broer?
Meinst du vielleicht den Bruder?
De film draait tot volgende week in de bioscoop
Der Film lauft bis nächte Woche im Kino
Het spijt me. Deze talentshow ken ik niet.
Tut mir leid. Diese Castingshow kenne ich nicht.
Helaas heb ik de uitzending gemist
Leider habe ich die Sendung verpasst.
Er is ruzie tussen hem en zijn vriendin
Es gibt Streit zwischen ihm und seiner Freundin
Alle problemen worden opgelost
Alle probleme werden gelöst.
De soap was erg saai
Die Soap war sehr langweilig
